5.4: De macht van vorsten

5.4: De macht van vorsten
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.4: De macht van vorsten

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen: 

• Je kan uitleggen hoe Engelse, Franse en Bourgondische vorsten machtiger werden.
• Je kan uitleggen hoe vorsten samenwerkten met de drie standen.
• Je kan uitleggen hoe Duitse koningen minder machtig bleven.
• Je kan 2 voordelen noemen voor koningen bij het verlenen van stadsrechten.
• Je kan uitleggen wat staatsvorming is.
• Je kan 2 voorbeelden noemen van staatsvorming.
• Je kan uitleggen wat centralisatie is.
• Je kan uitleggen wat een hofhouding is.
• Je kan uitleggen wat inspraak is.

• Je kan uitleggen hoe de 3-standen leer beïnvloed werd door de macht van de burgerij.
• Je weet hoe een vergadering van de drie standen werd genoemd in Engeland.
• Je weet hoe een vergadering van de drie standen werd genoemd in Frankrijk en de Nederlanden.
• Je kan uitleggen waarom de macht van de Duitse keizer niet heel groot was.
• Je kan uitleggen waaruit het kiessysteem bestond.
• Je weet uit hoeveel personen dit kiessysteem bestond en welke functie zij hadden.
• Je kan de oorzaak noemen van de investituurstrijd.
• Je kan uitleggen welk voordeel de koning had bij het aanstellen van bisschoppen in plaats van edelen.
• Je kan uitleggen hoe de investituurstrijd eindigde.

Slide 2 - Tekstslide

Leg uit wat centralisatie is.

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Engelse en Franse koningen:
  • Verdienden veel met belastingen van steden en stadsrechten.
  • nemen ambtenaren in dienst voor bestuur en rechtspraak.
  • geld uitgeven aan een groot eigen leger, minder steun nodig van leenmannen.
  • Koningen besturen het land als eenheid -->staatsvorming

Slide 5 - Tekstslide

Engelse en Franse koningen:
  • Invoeren van wetten en koninklijke rechtbanken door het hele land.
  • Paleis met een groot paleis en veel bedienden is de hofhouding. 
  • Besturen vanuit één centrale plek --> centralisatie

Slide 6 - Tekstslide

De drie standen? (vorige hoofdstuk)

Slide 7 - Open vraag

Leg uit wat de Staten-Generaal is.

Slide 8 - Open vraag

De drie standen:
  • Burgers betaalden belasting en voor stadsrechten.
  • Burgers wilden inspraak, hun mening geven als er een besluit werd genomen.
  • Burgers als derde stand  naast adel en geestelijkheid.
  • vertegenwoordigers van de standen werden bijeen geroepen als een koning advies of geld nodig had.

Slide 9 - Tekstslide

Dit heette in Engeland: Het Parlement

Frankrijk en de Nederlanden heette dit:
De Staten-Generaal 

Slide 10 - Tekstslide

Einde les: Leg uit wat Staatsvorming is.

Slide 11 - Open vraag

Leg uit wat de investituurstrijd is.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Het Duitse Rijk:
  • Koningen gekozen door vier hoge edelen en drie bisschoppen --> Keurvorsten.
  • positie van hoge edelen was erfelijk, de positie van koning niet.
  • na de dood van een bisschop koos de koning een nieuwe  -----> investituur

Slide 14 - Tekstslide

Investituurstrijd: 
  • Koning koos een bisschop die hem trouw was, hierdoor waren ze trouwer aan de koning dan aan de paus.
  • Pausen waren tegen deze benoeming.
  • In 1075 werd door de paus besloten dat alleen pausen bisschoppen mochten benoemen.

Slide 15 - Tekstslide

Investituurstrijd:
Strijd tussen kerk (paus) en staat (koning) over de benoeming van bisschoppen. Eindigde in 1122 met een overwinning voor de paus. 

De Duitse koning verloor hierdoor veel macht.

Slide 16 - Tekstslide

Leg uit waarom de Duitse koning juist afhankelijk was van de geestelijken voor zijn macht.

Slide 17 - Open vraag

Einde les: Leg wie de investituurstrijd won.

Slide 18 - Open vraag

aan de slag
  • Maken paragraaf 5.4. 
  • Leren leerdoelen 5.4.  

Slide 19 - Tekstslide