Will / to be going to

Future goals
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Future goals

Slide 1 - Tekstslide

Maak een zin met het woordje 'will'.

Slide 2 - Open vraag

maak een zin met de woorden 'to be going to'.

Slide 3 - Open vraag

The future ...



TWO DIFFERENT WAYS TO TALK ABOUT THE FUTURE


He will  buy   four tickets for the show. 

We are going to  see   a video. 

= toekomende tijd

= iets beloven, aanbieden, aankondigen, voorspellen (geen bewijs)
= iets van plan zijn, gaan doen, gaat gebeuren (bewijs)



Slide 4 - Tekstslide

Future: to be going to + ww



I am going to see a play next Saturday.
Look at those clouds! It is going to rain.
Watch out! These books are going to fall!
= toekomende tijd
= iets beloven, aanbieden, aankondigen, voorspellen (geen bewijs)
= iets van plan zijn, gaan doen, gaat gebeuren (bewijs)

Slide 5 - Tekstslide

Soorten zinnen be going to + ww
bevestigend: I am going to ask his name.
vragend:      How is he going to go to work?
ontkennend: You're not going to believe what I saw.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je toekomende tijd
-
iets aanbieden
iets beloven
iets aankondigen, voorspellen
-

Voorspelling (geen bewijs) =       prediction


Van plan zijn, gaan doen (bewijs) = intention

Use of future tenses in English 
-
I will get you some more tea.
Anne will call you back later.
They will be home at six.
-

I think that Tom  will get  a good grade.


Tom is going to do his homework tonight.

Slide 8 - Tekstslide

Future: will + ww



I will help you in a minute. (belofte)
It will be dark soon. (aankondiging)
I will get you something to drink. (aanbieden)
= toekomende tijd
= iets beloven, aanbieden, aankondigen, voorspellen (geen bewijs)
= iets van plan zijn, gaan doen, gaat gebeuren (bewijs)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

1

Slide 11 - Video

Soorten zinnen will + ww
bevestigend: I will ask his name tomorrow.
vragend:      Will he (or they/yougo to work?
                   Shall we (or I) start next week?
ontkennend: We won't become famous.  (= will not)
                    I/you won't start before Friday.
                    She/he/it won't swim in cold water.

Try the same sentences with 'be going to'. Do you sense the difference in meaning?

Slide 12 - Tekstslide

01:59
What will the cat do?

Slide 13 - Woordweb

de toekomende tijd
is in het Engels:
A
the present
B
the future
C
the past
D
the continuous

Slide 14 - Quizvraag

Vul in: will or to be going to
It ...... rain tomorrow.
A
will
B
is going to
C
ought to
D
will going to

Slide 15 - Quizvraag

will/ to be going to
We ___ to Venice some day.
A
will fly
B
are going to fly

Slide 16 - Quizvraag

3 Will / Shall we go to the cinema tomorrow evening?
A
Will
B
Shall

Slide 17 - Quizvraag

will/ to be going to
Marvin ___ a party next week.
A
will throw
B
is going to throw

Slide 18 - Quizvraag

CHOOSE: will / shall
I don't think they ______ spend their holidays by the sea again.
A
will
B
shall

Slide 19 - Quizvraag