5.9 trema/ apostrof

1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Zet je telefoon op stil en pak je leesboek.
Leg ook Talent + je schrift op tafel.

Slide 2 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

5.9 SPELLING

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Trema
1. alleen bij uitspraakprobleem
- op de letter waar klank verandert
vb. ruïne/ vacuüm/ geïrriteerd
MAAR
buiig/ geoefend

Slide 6 - Tekstslide

Trema
2. In het mv van zn op -ee

vb. zeeën
feeën

Dus op de -e waar klank verandert!

Slide 7 - Tekstslide

Trema
3. (vaak) in het mv van zn op -ie
- klemtoon op -ie -> + ën
- klemtoon niet op -ie -> + n (trema op laatste ë)

Slide 8 - Tekstslide

Klemtoon op -ie

+ ën (dus extra -e)

vb. KNIE - knieën
meloDIE - melodieën
geNIE - genieën
klemtoon niet op -ie

+ n (trema op laatste e)

vb. bacTErie - bacteriën
koLOnie - koloniën
POrie - poriën

Slide 9 - Tekstslide

Theorie (apostrof)
Je gebruikt een apostrof:
- bij bezitsaanduidingen van woorden die eindigen op een sis-klank of een lange klinker met één letter
Max' fiets, Anna's puntenslijper
- na cijfers, afkortingen en afleidingen
vmbo'er, A4'tje, mp3'tje
- als één of meerdere letters zijn weggelaten 
's Morgens heb ik 'm nog in 't buurthuis gezien.

Slide 10 - Tekstslide