Verslag schrijven

Onderzoeksverslag schrijven
Disk thema 10 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Onderzoeksverslag schrijven
Disk thema 10 

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les:

Ik kan een onderzoeksverslag schrijven met een inleiding, middenstuk en een slot. 

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00
Verslag

Slide 3 - Woordweb

Een onderzoeksverslag
Een onderzoeksverslag is een tekst waarin je antwoord geeft op je onderzoeksvragen. Je beschrijft wat hebt onderzocht,hoe je dat gedaan hebt en wat je conclusies zijn.  Dat doe je door in het verslag antwoord te geven op de 5w+h- vragen.

De lezer weet na het verslag precies wat en hoe je alles hebt onderzocht, alsof hij erbij was.

Slide 4 - Tekstslide

Zo schrijf je een persoonlijk verslag
  • Schrijf op een papiertje kort de antwoorden op de 5w-h-vragen.
  • Schrijf in de inleiding kort waar je verslag over gaat.
  • Vertel in het middenstuk de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn.
  • Verdeel je tekst in alinea's.
  • Vertel in het slot wat je er zelf van vond.

Slide 5 - Tekstslide

5w + h vragen
  • Wie: wie heeft dit onderzoek uitgevoerd?
  • Wat: wat is er precies onderzocht?
  • Wanneer: op welke datum en tijd is het onderzoek gedaan?
  • Waar: waar is het onderzoek gedaan?
  • Waarom: waarom heb je het onderzoek op deze manier gedaan?
  • Hoe: hoe is het onderzoek gedaan?

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent:
5w + h

Slide 7 - Open vraag

Verslag
  • Titel 
  • inleiding
  • middenstuk 
  • slot

Slide 8 - Tekstslide

Inleiding
In de inleiding schrijf je kort waar de tekst over gaat.
 
Een handig truckje is om antwoord te geven op de eerste 2w vragen.  (wie, wat)

Dit doe je voor alle vier de onderzoeksvragen.

Slide 9 - Tekstslide

Wat schrijf je in de inleiding?
A
de titel
B
Waar het verslag over gaat
C
Inhoud van het verslag

Slide 10 - Quizvraag

Het middenstuk
In het middenstuk vertel je meer over het onderzoek. Je gebruikt de 5w + h. 

Verdeel je tekst in alinea's . Gebruik voor verschillende onderwerpen verschillende alinea's. Maak voor iedere onderzoeksvraag een nieuw hoofdstuk

Slide 11 - Tekstslide

Wat schrijf je in het middenstuk?
A
De inhoud van je verslag.
B
Waar het verslag over gaat.
C
Hoe het verhaal afloopt.

Slide 12 - Quizvraag

Slot
De laatste alinea is het slot.  In het slot geef je de resultaten van het onderzoek. 

Bijvoorbeeld: Het resultaat van dit onderzoek is...
                             De conclusie van dit onderzoek is...
                             Dus dit onderzoek bewijst dat...



Slide 13 - Tekstslide

Wat schrijf je in het slot?
A
Je geeft je mening
B
Een grappig einde
C
Je trekt een conclusie
D
Je geeft een samenvatting

Slide 14 - Quizvraag

Titel
Bedenk aan het eind van je verslag een titel.
De titel moet duidelijk maken waar je verslag over gaat.
De titel komt op het titelblad te staan. Dit is de eerste bladzijde van je verslag.

Onder de titel komen: je naam (namen), klas en datum


Slide 15 - Tekstslide

Waar komt de titel te staan?
A
Bovenaan je verslag
B
Als laatste
C
Voor op het titelblad
D
Op het achterblad

Slide 16 - Quizvraag

Waar komt je naam te staan in het verslag?
A
Bovenaan het verslag
B
Onderaan het verslag
C
Boven de titel
D
Onder de titel

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf een onderzoeksverslag
Stap 1: Beantwoord de 5w + h vragen
Stap 2: Schrijf de inleiding.
Stap 3: Schrijf het middenstuk.
Stap 4: Schrijf het slot + je naam eronder
Stap 5: Bedenk een titel en schrijf deze bovenaan je verslag.
Stap 6: Controleer op hoofdletters en leestekens. 


Slide 18 - Tekstslide

Beoordeling
Indeling: 

      - Titelblad 
      - Inleiding - kern - slot 
      - alinea's




Slide 19 - Tekstslide

Beoordeling
Inhoud:
     - Het is duidelijk wat je onderzoekt.
     - Je geeft antwoord op de 5w+h-vragen (4x).
     - De resultaten van de onderzoeken zijn duidelijk.
     - Je geeft een duidelijke conclusie.

Slide 20 - Tekstslide

Beoordeling
Vormgeving:
   - Het verslag ziet er netjes uit (in Word)
   - Je gebruikt hoofdletters en leestekens
   - Je gebruikt (werk-)woorden in de verleden en voltooide tijd.
   - Je maakt mooie zinnen (zonder Google Translate)

Stuur de bewijsstukken mee.


Slide 21 - Tekstslide