6.2 Voedselrelaties

Een regenbui is een abiotische factor.
A
juist
B
onjuist
1 / 36
volgende
Slide 1: Quizvraag
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Een regenbui is een abiotische factor.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quizvraag

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

Populaties maken deel uit van een ecosysteem.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Een roodborstje bouwt een nest in een boom. Voor een roodborstje is nestgelegenheid een biotische factor.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten?




Hoe noem je een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten?





Hoe noem je een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten?



Hoe noem je een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten?





Hoe noem je een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten?







A
Biotoop
B
Ecosysteem
C
Levensgemeenschap
D
Populatie

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet de relatie tussen 1 organisme en zijn omgeving ?
A
Niveau op individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet een groep individuen van 1 soort ?
A
Niveau op individu
B
Populatie
C
Levensgemeenschap
D
Ecosysteem

Slide 7 - Quizvraag

Temperatuur
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 8 - Quizvraag

Soortgenoten
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 9 - Quizvraag

Wind
A
Biotische factor
B
Abiotische factor

Slide 10 - Quizvraag


6.02 Voedselrelaties
6.2 Voedselrelaties

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel
  • 3 Je kunt een voedselketen en een voedselweb maken.
  • 4 Je kunt de groepen organismen in de kringloop van stoffen onderscheiden.
  • 5 Je kunt biologisch afbreekbaar afval en niet-biologisch afbreekbaar afval onderscheiden.
Als een organisme wordt opgegeten, komen de stoffen terecht in een ander organisme. In een ecosysteem doorloopt elke stof een kringloop.

Slide 12 - Tekstslide

Voedselrelaties
Konijn eet gras: planteneter
Hert eet ook gras: planteneter
Vos eet konijn: vleeseter
Wezel eet ook konijn: vleeseter
Reiger eet vis: vleeseter
Ijsvogel eet ook vis: vleeseter

Slide 13 - Tekstslide

Voedselketen
  • Pijltje = Wordt gegeten door (dus gaat in...)
  • dus: radijsje wordt gegeten door konijn
  • konijn wordt gegeten door uil. 

Slide 14 - Tekstslide

Voedselketen 
schakel = deel van een voedselketen.

De eerste schakel van een voedselketen is altijd een plant.
De tweede schakel is altijd een planteneter. 
De derde schakel is altijd een vleeseter 

Slide 15 - Tekstslide

Voedselketen = elke soort is voedsel voor een andere soort

Slide 16 - Tekstslide

Voedselweb= meerdere voedselketens door elkaar

Slide 17 - Tekstslide

Let op: een voedselketen of voedselweb begint altijd met een plant!

Slide 18 - Tekstslide

Producenten zijn planten

produceren voedsel voor mens en dier. 
Fotosynthese: met water, licht en koolstofdioxide maken ze glucose en zuurstof.

In glucose zit veel energie. Met behulp van die energie maakt een plant van glucose weer allerlei andere stoffen.

water + koolstofdioxide + licht → glucose + zuurstof

Slide 19 - Tekstslide

Consumenten 1ste orde= planteneters of herbivoren

Slide 20 - Tekstslide

Consumenten 1e of 2e orde = alleseter of omnivoren

Slide 21 - Tekstslide

Consumenten 2e of 3e orde= vleeseters of carnivoren

Slide 22 - Tekstslide

Afvaleters= eten dode resten van planten en dieren. Horen niet in een voedselweb, want hierin staan alleen levende organismen. 

Slide 23 - Tekstslide

Reducenten = bacterie
schimmels

Slide 24 - Tekstslide

Kringloop

Slide 25 - Tekstslide

0

Slide 26 - Video

Wel en niet afbreekbaar
Reducenten breken de dode resten van planten en dieren af. Deze dode resten zijn biologisch afbreekbaar. Ook sommige soorten afval zijn biologisch afbreekbaar, bijvoorbeeld eierschalen, broodkorsten en papier. Afval van producten die zijn gemaakt van planten of dieren, is biologisch afbreekbaar.
Mensen maken ook producten van glas, metaal, plastic (kunststof) en steen. Afval van deze producten noem je niet-biologisch afbreekbaar afval. Reducenten kunnen dit afval niet afbreken.

Slide 27 - Tekstslide

Aan het werk! Bio!
Wat? 6.2 Voedselrelaties- opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 4 maak je in je mapje

Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 28 - Tekstslide

Quizje!

Slide 29 - Tekstslide

Afvaleters behoren tot de reducenten.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Een paardenbloem behoort tot de consumenten.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag


Sloot
In een sloot komen de volgende soorten organismen voor:
    1) alg;               4) stekelbaars;
    2) baars;          5) watervlo.
    3) snoek;
   
Welke reeks kan een voedselketen van deze soorten weergeven?
   

A
1 – 2 – 4 – 5 – 3
B
1 – 5 – 4 – 2 – 3
C
5 – 1 – 3 – 4 – 2
D
5 – 4 – 2 – 3 – 1

Slide 32 - Quizvraag

Wind
Grond
individu
populatie
ecosysteem
Levensgemeenschap
Abiotische factor

Slide 33 - Sleepvraag

a-biotische
factor
Biotische factor

Slide 34 - Sleepvraag

Vul in het schema van het voedselweb de volgende organismen op de juiste plaats in (zie afbeelding). 
bladluis 
buizerd 
konijn 
lieveheersbeestje 
merel 
planten 

Slide 35 - Sleepvraag

In een vijver leven onder andere algen, stekelbaarsjes, waterkevers, waterplanten en watervlooien.

Deze organismen behoren 
tot dezelfde populatie.

Deze organismen behoren 
tot dezelfde levensgemeenschap.
niet
wel
niet
wel

Slide 36 - Sleepvraag