Les 3: Boxenstelsel

Boxenstelsel: Inkomstenbelasting 


Les 3 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BelastingrechtMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Boxenstelsel: Inkomstenbelasting 


Les 3 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag:

Je kunt benoemen welk soort inkomen in de verschillende boxen wordt belast.

Je kunt het belastbaar inkomen berekenen.

Je kunt uitleggen hoe de tarieven van inkomstenbelasting zijn opgebouwd.

Je kunt het eigen woning forfait berekenen. 


Slide 2 - Tekstslide

Box 1
  • Belasting over inkomen uit werk en eigen woning
  • Inkomen uit werk is loon of nettowinst
  • Je mag bepaalde kosten aftrekken van je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen (aftrekposten)
  • Als je een eigen woning hebt moet je een bedrag bij je inkomen optellen, en daar moet je dus belasting over betalen

Slide 3 - Tekstslide

Belastbaar inkomen
Je betaalt belasting over je belastbaar inkomen. 
Het belastbaar inkomen bereken je als volgt:
inkomen + bijtellingen - aftrekposten.

Slide 4 - Tekstslide

     brutoloon
  + bijtellingen
   - aftrekposten
     --------------------------
     belastbaar inkomen
eigenwoningforfait
auto van de zaak
b
hypotheekrente 
giften goede doelen
reiskosten woon-werkverkeer 
a
Het belastbaar inkomen wil je zo laag mogelijk hebben!

Slide 5 - Tekstslide

Bijtellingen
Als je een eigen woning hebt, of bijvoorbeeld een auto van de zaak, ziet de belastingdienst als een vorm van inkomen, en daar moet je belasting over betalen. Hoeveel is afhankelijk van de waarde van je woning.

Het eigenwoningforfait is een percentage van de waarde van de woning wat als belasting betaald moet worden.

Slide 6 - Tekstslide

Aftrekposten
De rente die je betaalt voor de hypotheek van je eigen woning mag je aftrekken. Maar ook bijvoorbeeld bepaalde ziektekosten, reiskosten of studiekosten.

Slide 7 - Tekstslide

Rekenopgave
De WOZ-waarde van een woning is € 180.000. Bereken het eigenwoningforfait.
Antwoord
180000 : 100 x 0,60 = € 1080

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,60%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-        -
Bijtelling         € 250.000 x 0,60 : 100 =      € 1.500,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.250,-        

Slide 9 - Tekstslide

Progressief belastingtarief
Het belastingpercentage wordt hoger naarmate het belastbaar inkomen toeneemt.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld berekening heffing box 1
Wendy heeft een belastbaar inkomen van € 26.250,-

Belastbaar inkomen                    €26.250
Schijf 1                                               €26.250  x 0,37.35 = €7.337
Totale heffing box 1                                                            = €9.804

Slide 11 - Tekstslide

Aftrekposten
Bepaalde kosten mag je in mindering brengen op je inkomen, zodat je minder belasting hoeft te betalen.

  • Hypotheekrenteaftrek
  • OV Reiskosten
  • Giften
  • Kinderopvang

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld berekening belastbaar inkomen
Wendy heeft een brutojaarinkomen van € 36.000,-
Daarnaast heeft ze een huis met een hypotheek van € 250.000,- met een rente van 4,5%.  Het eigen woningforfait is 0,55%, de woningwaarde is € 250.000,-.
Bereken haar belastbaarinkomen.

Bruto jaarinkomen                                             € 36.000,-
Aftrekpost      € 250.000,- x 0,045   =          € 11.250,-          -
Bijtelling         € 250.000 x 0,55 : 100 =        €   1.375,-          +
Belastbaar inkomen                                          € 26.125,-        
bijtelling is het eigenwoningforfait. Hierdoor is het belastbaar inkomen hoger en zal je meer belasting moeten betalen. De aftrekposten zorgen er juist voor dat je belastbaar inkomen dus lager zal worden.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Belastbaarinkomen
Het inkomen dat overblijft na de aftrekposten en bijtellingen noemen we het belastbaar inkomen.

Schematisch kan je dat alvolgt weergeven:
Bruto jaarinkomen
Bijtellingen         +
Aftrekposten      -
Belastbaarinkomen

Slide 15 - Tekstslide

Heffingskorting
Iedereen in Nederland heeft recht op heffingskorting.
Hoeveel is afhankelijk van je situatie. 
Deze heffingskorting gaat af van de inkomstenbelasting (berekend in box 1, box 2 en box 3) die je moet betalen. 
Dus: nadat je uitgerekend hebt hoeveel belasting je moet betalen, haal je daar de heffingskorting(en) vanaf.

Slide 16 - Tekstslide

Box 3
Belasting over inkomsten uit vermogen, zoals spaargeld en beleggingen. Deze inkomstenbelasting in box noem je ook wel vermogensrendementsheffing. Bij deze belasting doet de overheid alsof je per jaar verdient aan rente met je spaargeld of winst op je belegging. Dit noem je fictief rendement.

Het eerste deel van je spaargeld is belastingvrij, dit heet heffingsvrij vermogen.

Slide 17 - Tekstslide

Boven de € 25.000 spaargeld rekent de belastingdienst met een fictief rendement van 2,6% (tot € 100.000, daarboven gelden andere percentages) . Over het fictief rendement betaal je 30% belasting.

Slide 18 - Tekstslide