Introductie Rechtsstaat en democratie

Themakatern
Rechtstaat en democratie
Hoofdvraag:
Hoe heeft de rechtsstaat en de democratie zich in Nederland ontwikkeld?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Themakatern
Rechtstaat en democratie
Hoofdvraag:
Hoe heeft de rechtsstaat en de democratie zich in Nederland ontwikkeld?

Slide 1 - Tekstslide

Themakatern 
Rechtsstaat en democratie
Hoe heeft de rechtsstaat en de democratie zich in Nederland ontwikkeld?
Hoofdstuk 1: Van gewesten naar eenheidsstaat (tot 1800) -> tijdvak 4 t/m 7
Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van de Nederlandse rechtsstaat en democratie (vanaf
1800)  tijdvak 8, 9 en 10

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een rechtsstaat?

Slide 3 - Woordweb

Kenmerken van een rechtsstaat:
  • Er is een grondwet met de grondrechten van de burgers
  • Er is sprake van machtenscheiding; wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht
  • De overheid moet zich ook aan de wet houden
  • Onafhankelijke rechtspraak
Begrippenlijst:
Rechtsstaat: een staat waarin de rechten en plichten van de burgers en de overheid zijn vastgelegd in wetten
Burger: inwoner van een land met rechten en plichten

Slide 4 - Tekstslide

Gevolgen coronacrisis voor de rechtsstaat in Nederland:
Om de corinacrisis aan te pakken neemt de regering maatregelen om de bevolking en de economie te beschermen maar deze maatregelen kunnen botsen met onze grondrechten.
Welke grondrechten worden nu beperkt?

Slide 5 - Tekstslide

Artikel 1: Gelijkheidsbeginsel
Iedereen is gelijk, je mag niet discrimineren
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 6 - Quizvraag

Artikel 6: Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging
Je mag zelf weten waarin je gelooft en je mag je geloof uitoefenen
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 7 - Quizvraag

Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting, waaronder vrijheid van drukpers.
Je mag je eigen mening hebben en de overheid controleert niet vooraf wat er in de krant geschreven wordt of op tv komt
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 8 - Quizvraag

Artikel 8: Vrijheid van vereniging.
Iedereen mag een vereniging oprichten, bijvoorbeeld een voetbalclub of zwemvereniging. Hiervoor hoef je geen toestemming te vragen aan de overheid.
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 9 - Quizvraag

Artikel 9: Vrijheid van vergadering en betoging.
Je mag in Nederland demonstreren. Je moet dit wel van tevoren melden
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 10 - Quizvraag

Artikel 17: Vrije toegang tot de rechter.
Iedereen kan naar de rechter stappen.
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 11 - Quizvraag

Artikel 23: Onderwijs, waaronder vrijheid van onderwijs.
In Nederland heeft iedereen recht op onderwijs, er is zelfs leerplicht. Er mogen verschillende scholen worden opgericht zoals katholieke, protestantse of islamitische school
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 12 - Quizvraag

Artikel 50: Er is een volksvertegenwoordiging.
Nederlanders mogen stemmen voor de Tweede kamer. De kamerleden vertegenwoordigen het volk.
A
Dit wordt nu beperkt
B
Dit wordt niet beperkt

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een democratie?

Slide 14 - Woordweb

Kenmerken van een democratie:
  • Burgers hebben invloed op de regering
  • Er zijn verkiezingen
  • De regering legt verantwoording af aan de volksvertegenwoordiging (parlement/ Eerste en Tweede Kamer)

Begrippenlijst
Democatie: een staatsvorm waarbij het volk zijn bestuurders kiest en vrij zijn meningen en verlangens kan uiten.

Slide 15 - Tekstslide

Welke staatsvormen heeft Nederland sinds 1588 gehad? Het zijn er zes!

Slide 16 - Open vraag

Staatsvormen
- bond van gewesten
- koninkrijk (Spanje)
- Republiek der zeven verenigde Nederlanden
- koninkrijk (Frankrijk)
- dictatuur (Frankrijk)
- koninkrijk der Nederlanden (v Oranje)
- dictatuur (Duitsland)
- koninkrijk (v Oranje)

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Maken Hoofdstuk 1:
 kennsivragen van de paragraven en examentraining van het hoofdstuk.

Slide 18 - Tekstslide