1hv préparation toetsweek

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mercredi 14 juin

Doel: Leesvaardigheid oefenen

Je hebt nodig: Laptop (+boek)

Programme:
  • Toets bespreken
  • Toetsweek?
  • Leesvardigheid oefenen (online methode)
  • Huiswerk


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

je vais
tu vas
elle/il/on va
nous allons
vous allez
ils/elles vont

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Zinnen:
  • Vas tout droit/à droite/à gauche
  • Tu prends la première à....
  • Tu tournes 

Slide 8 - Tekstslide

Toetsweek
Leestoets U4
45 min
Herhaal woorden uit U4
Oefenen = lire onderdelen, lingua

Slide 9 - Tekstslide

1. Leesvaardigheid oefenen
Unité 4 > 4.2 lire > menu au choix

kies het niveau (toets niveau = **, vwo niveau = ***)



2. Herhaal/leer de woorden uit U4
apprendre 1 t/m 9. Gebruik je boek, Quizlet, WRTS...




1. Lingua (A1) 
je mag de vragen vertalen (met deepl) maar niet de tektsen! 

Slide 10 - Tekstslide

Huiswerk
Herhaal/leer woorden uit U4
Lees de document in Teams (leesstrategiëen)

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Mercredi 14 juin

Doel: Leesvaardigheid oefenen

Je hebt nodig: Laptop (+boek)

Programme:
  • Oefentoets
  • Huiswerk


Slide 13 - Tekstslide

Waar gaat unité 4 over ?

Slide 14 - Woordweb

1 Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 16 - Open vraag

2 Noem twee verschillen tussen de woonsituatie van Isis en van Tudor.

Slide 17 - Open vraag

2 Noem twee verschillen tussen de woonsituatie van Isis en van Tudor.

Slide 18 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een broer.

Slide 19 - Tekstslide

Isis heeft een broer.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 20 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een broer.

Slide 21 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een eigen kamer.

Slide 22 - Tekstslide

Isis heeft een eigen kamer.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 23 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een eigen kamer.

Slide 24 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis woont op een rustige plek.

Slide 25 - Tekstslide

Isis woont op een rustige plek.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 26 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis woont op een rustige plek.

Slide 27 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor heeft een mooi uitzicht.

Slide 28 - Tekstslide

Tudor heeft een mooi uitzicht.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 29 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor heeft een mooi uitzicht.

Slide 30 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor gaat lopend naar school.

Slide 31 - Tekstslide

Tudor gaat lopend naar school.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 32 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor gaat lopend naar school.

Slide 33 - Tekstslide

4 Wat betekent le grenier? Kijk naar de woorden in de zin die eromheen staan. 
A de bijkeuken
B de hal
C de zolder

Slide 34 - Tekstslide


4 Wat betekent le grenier? Kijk naar de woorden in de zin die eromheen staan.
A de bijkeuken
A
de bijkeuken
B
de hal
C
de zolder

Slide 35 - Quizvraag

5 Wat vindt Isis leuk aan haar woonplaats? Wat vindt ze minder leuk?

Slide 36 - Open vraag

5 Wat vindt Isis leuk aan haar woonplaats? Wat vindt ze minder leuk?

Slide 37 - Tekstslide

6 Wat vertelt Tudor over zijn woonplaats? 

A Hij is gek op zijn grote tuin, maar hij heeft een hekel aan het platteland.
B Hij vindt het fijn dat hij de ruimte heeft, maar hij vindt het jammer dat alles ver is.
C Hij zou het liefst in de stad wonen, dichter bij zijn voetbalvrienden.

Slide 38 - Tekstslide

Wat vertelt Tudor over zijn woonplaats?
A
Hij is gek op zijn grote tuin, maar hij heeft een hekel aan het platteland.
B
Hij vindt het fijn dat hij de ruimte heeft, maar hij vindt het jammer dat alles ver is.
C
Hij zou het liefst in de stad wonen, dichter bij zijn voetbalvrienden.

Slide 39 - Quizvraag

7 Wat heeft tekst 2 met tekst 1 te maken? 

Slide 40 - Tekstslide

7 Wat heeft tekst 2 met tekst 1 te maken?

Slide 41 - Open vraag

Juliette wil de braderie bezoeken met een vriendin. Ze willen om 9 uur ’s morgens afspreken in een restaurant om iets te gaan drinken. Is dat een goed plan? Waarom wel / niet?

Slide 42 - Tekstslide

Juliette wil de braderie bezoeken met een vriendin. Ze willen om 9 uur ’s morgens afspreken in een restaurant om iets te gaan drinken. Is dat een goed plan? Waarom wel / niet?

Slide 43 - Open vraag

Juliette wil de braderie bezoeken met een vriendin. Ze willen om 9 uur ’s morgens afspreken in een restaurant om iets te gaan drinken. Is dat een goed plan? Waarom wel / niet?

Slide 44 - Tekstslide

Maurice et Anna willen met de auto naar de braderie. Hoe moeten ze reizen? 

Slide 45 - Tekstslide

Maurice et Anna willen met de auto naar de braderie. Hoe moeten ze reizen?

Slide 46 - Open vraag

Maurice et Anna willen met de auto naar de braderie. Hoe moeten ze reizen? 

Slide 47 - Tekstslide

Ik voel me klaar voor de leestoets van U4
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Devoirs (HW)
  • Leer/herhaal woorden uit unité 4
  • Oefen leesvaardigheid: met de "lire" onderdelen in je onlinemethode of met lingua (A1)
  • Lees de document in Teams voor tips (om te lezen voor de toetsweek!)

Ik stuur jullie een document met een overzicht van de grammatica van het eerste jaar: op deze manier kunnen jullie herhalen en je voorbereiden voor het volgende jaar :)




Slide 49 - Tekstslide

MERDE!
Maar wist je het ook kunt gebruiken om iemand succes te wensen? De oorsprong van deze betekenis van merde komt uit de wereld van de amusement. Dit komt door de aanwezigheid van paardenmest voor de theaters aan het einde van de 19e eeuw. De toeschouwers die naar de show gaan, stapten in de uitwerpselen van de paarden en maakten het tapijt bij de ingang vies. Hoe viezer dit tapijt was, hoe meer toeschouwers er waren gekomen, en dus hoe succesvoller het theaterstuk was. Sindsdien wensten acteurs elkaar ‘merde’, wat dus hetzelfde is als ‘bonne chance’. Je kunt merde dus ook in een positieve context gebruiken.

Slide 50 - Tekstslide