1hv préparation toetsweek

1 Wat is het onderwerp van deze tekst?
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1 Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 2 - Open vraag

2 Noem twee verschillen tussen de woonsituatie van Isis en van Tudor.

Slide 3 - Open vraag

2 Noem twee verschillen tussen de woonsituatie van Isis en van Tudor.

Slide 4 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een broer.

Slide 5 - Tekstslide

Isis heeft een broer.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 6 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een broer.

Slide 7 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een eigen kamer.

Slide 8 - Tekstslide

Isis heeft een eigen kamer.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 9 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis heeft een eigen kamer.

Slide 10 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis woont op een rustige plek.

Slide 11 - Tekstslide

Isis woont op een rustige plek.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 12 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Isis woont op een rustige plek.

Slide 13 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor heeft een mooi uitzicht.

Slide 14 - Tekstslide

Tudor heeft een mooi uitzicht.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 15 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor heeft een mooi uitzicht.

Slide 16 - Tekstslide

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor gaat lopend naar school.

Slide 17 - Tekstslide

Tudor gaat lopend naar school.
A
vrai (waar)
B
faux (niet waar)

Slide 18 - Quizvraag

3 Vrai (waar) ou faux (niet waar)?
Tudor gaat lopend naar school.

Slide 19 - Tekstslide

4 Wat betekent le grenier? Kijk naar de woorden in de zin die eromheen staan. 
A de bijkeuken
B de hal
C de zolder

Slide 20 - Tekstslide


4 Wat betekent le grenier? Kijk naar de woorden in de zin die eromheen staan.
A de bijkeuken
A
de bijkeuken
B
de hal
C
de zolder

Slide 21 - Quizvraag

5 Wat vindt Isis leuk aan haar woonplaats? Wat vindt ze minder leuk?

Slide 22 - Open vraag

5 Wat vindt Isis leuk aan haar woonplaats? Wat vindt ze minder leuk?

Slide 23 - Tekstslide

6 Wat vertelt Tudor over zijn woonplaats? 

A Hij is gek op zijn grote tuin, maar hij heeft een hekel aan het platteland.
B Hij vindt het fijn dat hij de ruimte heeft, maar hij vindt het jammer dat alles ver is.
C Hij zou het liefst in de stad wonen, dichter bij zijn voetbalvrienden.

Slide 24 - Tekstslide

Wat vertelt Tudor over zijn woonplaats?
A
Hij is gek op zijn grote tuin, maar hij heeft een hekel aan het platteland.
B
Hij vindt het fijn dat hij de ruimte heeft, maar hij vindt het jammer dat alles ver is.
C
Hij zou het liefst in de stad wonen, dichter bij zijn voetbalvrienden.

Slide 25 - Quizvraag

7 Wat heeft tekst 2 met tekst 1 te maken? 

Slide 26 - Tekstslide

7 Wat heeft tekst 2 met tekst 1 te maken?

Slide 27 - Open vraag

Juliette wil de braderie bezoeken met een vriendin. Ze willen om 9 uur ’s morgens afspreken in een restaurant om iets te gaan drinken. Is dat een goed plan? Waarom wel / niet?

Slide 28 - Tekstslide

Juliette wil de braderie bezoeken met een vriendin. Ze willen om 9 uur ’s morgens afspreken in een restaurant om iets te gaan drinken. Is dat een goed plan? Waarom wel / niet?

Slide 29 - Open vraag

Juliette wil de braderie bezoeken met een vriendin. Ze willen om 9 uur ’s morgens afspreken in een restaurant om iets te gaan drinken. Is dat een goed plan? Waarom wel / niet?

Slide 30 - Tekstslide

Maurice et Anna willen met de auto naar de braderie. Hoe moeten ze reizen? 

Slide 31 - Tekstslide

Maurice et Anna willen met de auto naar de braderie. Hoe moeten ze reizen?

Slide 32 - Open vraag

Maurice et Anna willen met de auto naar de braderie. Hoe moeten ze reizen? 

Slide 33 - Tekstslide

Ik ben klaar voor de leestoets
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll