4.3 Massa

4.3 Massa
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

4.3 Massa

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Activiteit
Doel
Tijdsduur
-Huiswerk nakijken
Reflecteren op vorige leerdoelen
10 min
-Formatieve check
10 min
-Wet van massabehoud
Nieuwe leerdoelen introduceren
10 min
-Molverhoudingen
30 min
-Oefenen
Nieuwe leerdoelen verwerken
20 min

Slide 2 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Reflecteren op vorige leerdoelen
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.
  • Je kunt molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
  • Je kunt uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden.
  • Je kunt uitrekenen welke stof bij een reactie in over-/ondermaat aanwezig is.

Slide 5 - Tekstslide

De wet van behoud van massa
De wet van behoud van massa (De wet van Lavoisier).
Oftewel: de massa voor een chemische reactie is hetzelfde als de massa na een chemische reactie.

Voorbeeld:
Bij de ontleding van 25 g water, ontstaat 10 gram waterstof en 15 gram zuurstof.
2 H₂O → 2 H₂ + O₂
25 g = 10 g + 15 g


Slide 6 - Tekstslide

Bij de ontleding van 20 g zilverchloride ontstaat 15 g zilver en 6 g chloor. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Bij de ontleding van 22,0 gram water ontstaat 9,4 gram waterstof.
Bereken de massa van de zuurstof die ontstaat.
A
31,4 g
B
15,7 g
C
12,6 g
D
206,8 g

Slide 8 - Quizvraag

Molverhouding
Je hebt geleerd dat bij chemische reacties de beginstoffen verdwijnen en er nieuwe stoffen ontstaan.
Neem bijvoorbeeld de verbranding van suiker:
C6H12O6 + 6 O2 --> 6 H2O + 6 CO2

De coëfficiënten laten zien dat bij elke molecuul suiker, 6 moleculen water ontstaan.
De verhouding tussen de moleculen in de reactievergelijking is gelijk aan de molverhouding.

Bij elke mol suiker ontstaat er 6 mol water, en dus ook 6 mol koolstofdioxide.

Slide 9 - Tekstslide

C₆H₁₂O₆ + 6 O₂ --> 6 H₂O + 6 CO₂

Bereken hoeveel mol zuurstof je nodig hebt als je 22 mol water maakt.

Slide 10 - Open vraag

N₂ + 3 H₂ → 2 NH₃

Bereken hoeveel mol waterstofgas nodig is voor de synthese van 0,80 mol ammoniak.

Slide 11 - Open vraag

Rekenen aan reacties 
H₂ + O₂ → H₂O₂

Stel je hebt 5 gram waterstof. Hoeveel gram zuurstof heb je dan nodig voor de reactie hierboven?

Nieuw stappenplan:
  1. Zet het aantal gram waterstof om in mol.
  2. Bepaal met de molverhouding hoeveel mol zuurstof je hebt.
  3. Zet het aantal mol zuurstof om in grammen.

Mm = molaire massa (g/mol)
Molaire massa = molecuulmassa (u)
Zie Les 3.4

Slide 12 - Tekstslide

H₂ + O₂ → H₂O₂
Stel je hebt 5 gram waterstof. Hoeveel gram zuurstof heb je dan nodig voor de reactie hierboven?

Atoommassa H = 1,008 u
Atoommassa O = 16,00 u

Slide 13 - Open vraag

Bereken hoeveel kilogram zuurstof je nodig hebt voor de volledige verbranding van 1,00 kg benzine in een automotor.
2 C₈H₁₈ + 25 O₂ → 16 CO₂ + 18 H₂O

Atoommassa H = 1,008 u
Atoommassa O = 16,00 u
Atoommassa C = 12,01 u

Slide 14 - Open vraag

Overmaat
Wat is overmaat?
Stel je hebt 5 mol waterstof (H₂) en 9 mol zuurstof (O₂), je gaat hiermee waterstofperoxide (H₂O₂) maken.

H₂ + O₂ → H₂O₂

De verhouding waterstof en zuurstof is 1:1.

Hoeveel mol waterstofperoxide kan je maken?


Slide 15 - Tekstslide

Overmaat
Je kan maar 10 mol waterstofperoxide maken.

Als je alle 9 mol zuurstof wilt gebruiken, heb je ook 9 mol waterstof nodig, maar dit heb je niet.

Je gebruikt dus 5 mol waterstof en 5 mol zuurstof.

Hierbij hou je 4 mol zuurstof over, dit noem je de overmaat.

Slide 16 - Tekstslide

Stel je hebt 22 mol zoutzuur en 56 mol natronloog.
Ze reageren met elkaar in de verhouding 3:5

Welke stof is in overmaat, en hoeveel mol blijft daar dan van over?

Slide 17 - Open vraag

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig of duo's in rust.
Wat?

Hoe?
Uit het boek
Hulp?
Docent
Tijd?
Tot 5 minuten voor eindtijd.
Uitkomst?
Je beheerst de gestelde leerdoelen.
Klaar?
Test Jezelf in de Online methode
Hoofdstuk 4 Paragraaf 3:
1 t/m 10

Slide 18 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kunt op microniveau uitleggen waarom de wet van massabehoud altijd geldt.
Je kunt molverhoudingen gebruiken om massaberekeningen uit te voeren aan reacties.
Je kunt uitrekenen welke stof bij een reactie in over-/ondermaat aanwezig is.
Je kunt uitleggen wat de begrippen overmaat en ondermaat inhouden.

Slide 19 - Sleepvraag