3.3 en 4.4 Massa

H3.3/ 4.4 Wet van behoud van massa
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3.3/ 4.4 Wet van behoud van massa

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je deze les?
- Wet van behoud van massa: betekenis en toepassen
- Rekenen met massaverhoudingen
- Wat 'overmaat' inhoudt bij chemisch rekenen

Slide 2 - Tekstslide

Wet van behoud van massa
Stoffen verdwijnen en ontstaan bij chemische reacties
Atomen voor én na de pijl zijn kloppend
VB: 2 H2O -> 2 H2 + O2

Hoe zit het met de massa?
Stel: we ontleden 10 gram H2O (zie VB)
Hoeveel massa ontstaat er in totaal na de reactie?





Slide 3 - Tekstslide

10 gram water wordt ontleed tot waterstof en zuurstof. Deze twee reactieproducten wegen samen...
A
Meer dan 10 gram
B
Minder dan 10 gram
C
Ook 10 gram

Slide 4 - Quizvraag

Wet van behoud van massa
Totale massa beginstoffen = totale massa reactieproducten

Verbranding van 13,5 gram koolstof:
C (s) + O2 (g) -> CO2 (g)
Er ontstaat 50 gram CO2
Hoeveel gram zuurstof heef dan gereageerd? Denk aan de wet van behoud van massa (antwoord in teams chat)

Slide 5 - Tekstslide

C (s) + O2 (g) -> CO2 (g)
13,5 gram C + ? gram O2 -> 50 gram CO2
50 - 13,5 = 36,5 
Dus 36,5 gram O2

Slide 6 - Tekstslide

Massaverhoudingen (havo stof)
Koekjes bakken: volgens recept
                                            Voor 300 g bloem is 150 g boter nodig
                                            Massaverhouding bloem : boter = 300 : 150
                                                                                                                =    2    :    1
                                                                                                   (vereenvoudigd)
                                                                                 Nu: massaverhoudingen                                                                                        bij chemische reacties!

Slide 7 - Tekstslide

Massaverhoudingen oefening
Magnesium (s) + zuurstof (g) -> magnesiumoxide (s)
Voor het verbranden van 18,0 gram magnesium is 12,0 gram zuurstof nodig.
Vraag 1: Hoeveel gram magnesiumoxide wordt er gevormd?
Vraag 2: Bereken de massaverhouding magnesium : zuurstof. Vereenvoudig zo klein mogelijk!
In 3 minuten maken

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 1: Hoeveel gram magnesiumoxide werd er gevormd?
A
6,0 gram
B
30,0 gram
C
216,0 gram
D
1,5 gram

Slide 9 - Quizvraag

Vraag 2: Wat is de massaverhouding van magnesium : zuurstof ?
A
18,0 : 12,0
B
6,0 : 4,0
C
9,0 : 6,0
D
3,0 : 2,0

Slide 10 - Quizvraag

Overmaat en ondermaat




400 gram bloem
i.p.v. 300 gram 

Slide 11 - Tekstslide

Overmaat en ondermaat
Overmaat = een beginstof waar je te veel van hebt in een reactie. Na de reactie blijft er altijd iets van deze stof over!
Ondermaat = een beginstof waarvan te weinig aanwezig is. Deze reageert dus helemaal op!




400 gram bloem
i.p.v. 300 gram 

Slide 12 - Tekstslide

Bekijk de uitgewerkte voorbeeldopgave op blz. 107

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

22-1-21
Herhaling + nieuwe theorie 3.3

Slide 15 - Tekstslide

Welke uitspraak klopt volgens Wet van behoud van massa?
A
Alle deeltjes hebben dezelfde massa
B
Na een reactie is de totale massa veranderd
C
Na een reactie is de totale massa gelijk gebleven
D
Na een reactie kan de totale massa veranderen

Slide 16 - Quizvraag

25 gram zuurstof reageert met 100 gram ijzer. Welke getallen vul je in voor
meest vereenvoudigde (!)
massaverhouding zuurstof : ijzer?
A
100 : 25
B
5 : 20
C
1 : 4
D
4 : 1

Slide 17 - Quizvraag

De massaverhouding zuurstof : koper is 1 : 5
Ik laat 40 gram zuurstof reageren met 220 gram koper. Welke stof is in overmaat?
A
Zuurstof
B
Koper

Slide 18 - Quizvraag

Dat was een stukje herhaling van gister

Nu: nieuw stukje theorie

Slide 19 - Tekstslide

Atoommassa
Atomen hebben een massa
Nadeel: erg kleine massa
  • Eén H-atoom weegt slechts 1,67x10-24 gram

Handig om met zulke kleine massa's te rekenen?

Slide 20 - Tekstslide

Atoommassa
Rekenen met zulke kleine getallen is onhandig...

... gebruik een andere massa-eenheid!
  • Atomaire massa-eenheid: u
  • 1 u = 1,66x10-24 gram 
  • Elk atoom heeft zijn eigen massa in u (zie blz 260 in boek)

Slide 21 - Tekstslide

Molecuulmassa
Als atomen een massa hebben, geldt dat ook voor moleculen
Molecuulmassa bereken, hoe? Bijvoorbeeld H2O
  1. Bereken van elke atoomsoort de massa
    2 x 1,008 u = 2,016 u (waterstof)     en
    1 x 16,00 u = 32,00 u (zuurstof) 
  2. Tel de massa's bij elkaar op
    2,016 u + 32,00 u = 34,016 u (afgerond 34,02 of 34,0)

Slide 22 - Tekstslide

Wat is de molecuulmassa van CO2?
Atoommassa C = 12,0 u
Atoommassa O = 16,0 u
A
28,0 u
B
40,0 u
C
44,0 u
D
56,0 u

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van KBrO4?
K = 39,1 u
Br = 79,9 u
O = 16,0 u
A
183,0 u
B
540,0 u
C
135,0 u
D
374,7 u

Slide 24 - Quizvraag

Wat gaan we nu doen?
Nakijken opdracht 13, 14, 15
Verder werken aan opdracht 18, 20, 21 (+ 19, 24 en 25)

Slide 25 - Tekstslide