Grammatica: Schwache Verben & bezittelijk vnw

Wiederholung Grammatik
bezittelijk voornaamwoord (K5)
Zwakke werkwoorden (K6)
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wiederholung Grammatik
bezittelijk voornaamwoord (K5)
Zwakke werkwoorden (K6)

Slide 1 - Tekstslide

Planung
      
Grammatik: 
  • Wiederholung: Bezittelijk voornaamwoord + ein/kein
  • Machen: Wiederholung 5



Overhoring K9 Lernliste B (NL-DU) & ACDH (DU-NL) Donnerstag 9. Juni!
Ziele

  • Je kunt in de winkel naar informatie vragen. 

  • Je kent de regels voor de uitgangen van ein- en kein-.

  • Je kunt de bezittelijke voornaamwoorden gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

ik 
mijn
jij
jouw
hij
zijn
zij 
haar
het 
zijn
wij
ons/onze
jullie
jullie
zij
hun
u
uw
ich
mein-
du
dein-
er
sein- 
sie 
ihr-
es
sein-
wir
unser-
ihr
euer-
sie
ihr-
Sie
Ihr-
Bezittelijk
voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

De uitgangen van de bezittelijke voornaamwoorden
  • De bezittelijke voornaamwoorden (Possesivpronomen) krijgen de uitgang 'e' bij vrouwelijk woorden & meervoud (die-woorden). 
      mein Vater (m) - meine Mutter (v)
      ihr Auto (o) - ihre Autos (mv)

  • Let op het bezittelijk voornaamwoord 'euer' (=jullie)
Ist das euer Vater?
Ist das eure Mutter?

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal: haar taart

Slide 5 - Open vraag

Vertaal: uw rekening

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: zijn bakkerij

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: mijn fruit

Slide 8 - Open vraag

3 soorten zwakke werkwoorden
1. "Normale" werkwoorden (wohnen)
2. Zwakke werkwoorden met stam op -d of -t (reden) + 
     werkwoorden als 'regnen'
3. Zwakke werkwoorden met stam op -s of -ß (heißen)

Slide 9 - Tekstslide

De vervoeging - tegenwoordige tijd
Hoe zat het ook al weer met de vervoeging van de zwakke werkwoorden?

Bekijk de volgende dia's goed.

Slide 10 - Tekstslide

Vervoeging "normaal" zwak werkwoord
ezelsbruggetje: 
feesttenten -> (fe) e I st I t I en I t I en

Slide 11 - Tekstslide

Zwak werkwoord met stam op -d of -t

Slide 12 - Tekstslide

Zwak werkwoord met stam op -s of -ß

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoorden op zelfde manier als zwakke werkwoorden met stam op -d en -t
Op dezelfde manier:
öffnen (openen), zeichnen (tekenen), rechnen (rekenen), regnen (regenen), atmen (ademen), begegnen (ontmoeten)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

voltooid deelwoord
Hoofdregel: ge + stam + t
  • machen -> stam is mach- -> ge + mach + t -> gemacht
  • spielen -> stam is spiel- -> ge + spiel + t -> gespielt

stam op een -d of een -t? Dan kies voeg je +et toe in plaats van +t.
  • reden -> stam is red- -> ge + red + et -> geredet
  • kosten -> stam is kost- -> ge + kost + et -> gekostet


Slide 16 - Tekstslide

Even oefenen...

Slide 17 - Tekstslide

Draußen (regnen) es.
A
regnt
B
regent
C
regnet
D
regnest

Slide 18 - Quizvraag

Das Flugzeug (landen) auf der Wiese.
A
land
B
landt
C
landet
D
landest

Slide 19 - Quizvraag

Da (befassen) man sich mit Hausaufgaben...
A
befasst
B
befasset
C
befasse
D
befassen

Slide 20 - Quizvraag

Du (rechnen) immer mit dem Taschenrechner.
A
rechst
B
rechnst
C
rechnet
D
rechnest

Slide 21 - Quizvraag

Er (begegnen) morgen seiner Mutter.
A
begegt
B
begegnet
C
begegnest
D
begegent

Slide 22 - Quizvraag

Ihr (parken) zuerst das Auto.
A
parkt
B
parket
C
parkiert
D
parkst

Slide 23 - Quizvraag

Aus Langeweile (zeichnen) man ein Bild.
A
zeichnt
B
zeichnen
C
zeichent
D
zeichnet

Slide 24 - Quizvraag

Du (übersetzen) einen Text ins Deutsche.
A
übersetzt
B
übersetzst
C
übersetzet
D
übersetzest

Slide 25 - Quizvraag

Er (warten) auf Whatsapp-Nachrichten.
A
warte
B
wartt
C
wartet
D
wart

Slide 26 - Quizvraag

Wiederholung (WHA)
Machen: Online WHA 5 & WHB 6 (80%)
Lernen: 
  • bezittelijk voornaamwoorden + betekenis
  • zwakke werkwoorden o.t.t. + voltooid deelwoord
Zeit: diese Stunde
Fertig = Lernen Grammatik Prüfung (zie som)

Slide 27 - Tekstslide