2H - herh. 3.1-3.3, UL 3.4 + 3.7

Thema 3 Bloedsomloop
Enkele herhalingsvragen 3.1 t/m 3.3
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

Thema 3 Bloedsomloop
Enkele herhalingsvragen 3.1 t/m 3.3

Slide 1 - Tekstslide

Welk onderdeel van het bloed heeft een celkern?
A
Witte bloedcellen
B
Bloedplasma
C
Rode bloedcellen
D
Bloedplaatjes

Slide 2 - Quizvraag

Kenmerken van drie  vaste bloeddelen
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedplaatjes
Vorm
ronde platte schijfjes
kunnen van vorm veranderen
verschillend
Celkern
nee
ja 
nee (zijn kapotte cellen)
Aantal per ml bloed
5.000.000
7.000
300.000
Functie
transport O2 en beetje CO2
antistoffen maken en bacteriën bestrijden
zorgt voor de bloedstolling 

Slide 3 - Tekstslide

De kleine bloedsomloop start met zuurstofarm bloed.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Dubbele bloedsomloop
Alle zoogdieren hebben een dubbele bloedsomloop:
(1) Kleine bloedsomloop: hart > longen> hart
     functies: - zuurstof bij de longen ophalen
                      - koolstofdioxide afgeven
  
(2) Grote bloedsomloop: hart > lichaam > hart
      functies: - zuurstof naar alle organen brengen
                        - koolstofdioxide ophalen

Slide 5 - Tekstslide

In welk soort bloedvaten stroomt het bloed van het hart af?


A
Slagaders
B
Haarvaten
C
Aders

Slide 6 - Quizvraag

Kenmerken  verschillende bloedvaten
Slagaders
Aders
Haarvaten
Richting
van hart af
naar hart toe
in organen
Bloeddruk
hoog
laag
middelmatig
Wand
dik, elastisch, stevig
dunne wand
één cellaag dik
Hartslag
'Slag' merkbaar (pols)
'Slag' niet merkbaar
'Slag' niet merkbaar
Plaats
meestal diep in lichaam
meestal ondiep
in het hele lichaam
Kleppen
alleen 1/2maanvormige kleppen
overal kleppen; verhinderen terugstromen bloed
geen kleppen

Slide 7 - Tekstslide

Welk deel van het hart bevat zuurstofrijk bloed?

A
Rechter helft
B
Linker helft

Slide 8 - Quizvraag

Hart
  •  linker- en rechterkant met elk een boezem en kamer
  •  2 boezems en 2 kamers
Hartboezems
  •  krijgen het bloed vanuit het lichaam
  •  pompen het door naar de kamers
  •  minder gespierd dan kamers
Hartkamers
  •  krijgen het bloed van de boezems
  •  pompen het bloed over een grotere afstand naar organen      in het lichaam
  •  meer gespierd dan boezems
  •  linkerkamer meer gespierd dan rechterkamer

Slide 9 - Tekstslide

Langs welke delen stroomt het bloed als het van de boezems naar de kamers gaat?
A
hartkleppen
B
halve maanvormige kleppen

Slide 10 - Quizvraag

Werking van de hartkleppen
Hartkleppen:
Bloed kan alleen van de boezems, naar de kamers. 
Halve maanvormige kleppen:
Bloed kan alleen de slagader in, en niet terug de kamer in.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de volgorde van de hartfasen?


A
Samentrekken kamers – samentrekken boezems – hartpauze
B
Hartpauze -Samentrekken kamers – samentrekken boezems
C
Samentrekken boezems – samentrekken kamers – hartpauze

Slide 12 - Quizvraag

Werking van het hart
De 3 fasen van een hartslag

Slide 13 - Tekstslide

Via welke bloedvaten krijgt de hartspier zelf zuurstof?



A
Aorta
B
Kransaders
C
Holle ader
D
Kransslagaders

Slide 14 - Quizvraag

Via welke bloedvat is een kransslagader een aftakking?


A
Aorta
B
Kransaders
C
Holle ader
D
Hartslagader

Slide 15 - Quizvraag

chromebook dicht en uitleg:
3.4 uitscheiding &
3.7 weefselvloeistof en lymfe
 


leerdoelen:
1 = Ik kan de delen van de nieren en urinewegen noemen met hun kenmerken en functies. 
2 = Ik kan de kenmerken en functies van weefselvloeistof en lymfe noemen. 

Slide 16 - Tekstslide

3.4 De nieren en urinewegen
  • Nieren hebben als functie: 
  • afvalstoffen uit bloed halen   =overtollig water, overtollige zouten en allerlei schadelijke stoffen

  • Urineleiders: afvoer urine naar

  •  Urineblaas: tijdelijke opslag urine

  • Urinebuis : afvoer urine

Slide 17 - Tekstslide

De nieren en urinewegen

  • Ligging nieren: 
  • buikholte vlak onder middenrif

  • Nierslagaders: 
  • aanvoer zuurstof  + afvalstoffen naar nieren

  • Nieraders: 
  • afvoer gezuiverd bloed

Slide 18 - Tekstslide

lengtedoorsnede nier
De nierschors en niermerg verwijderen de stoffen.

In de nierbekken wordt de urine verzameld. 

Via de urineleider gaat het verder naar de urineblas, waar het tijdelijk wordt opgeslagen. 

Het wordt via de urinebuis afgevoerd.

Slide 19 - Tekstslide

Ligging van de urineblaas 
bij de man en de vrouw. 
Hoe ontstaan een blaasontsteking?
Welke weg moeten nierstenen afleggen?

Slide 20 - Tekstslide

3.7 weefselvloeistof en lymfe

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Lymfevat in detail: 

Slide 25 - Tekstslide

  • Vocht uit haarvaten geperst = weefselvloeistof.

  • Bevat zuurstof en voedingsstoffen, geeft af aan cellen.
  • Neemt koolstofdioxide en andere afvalstoffen op

  • Terug opgenomen in haarvaten
  • Rest via lymfevaten ( WV heet nu lymfe) terug naar 
  • Door bloeddruk wordt vocht uit haarvaten geperst = weefselvloeistof.
Functie: Transport
  • Bevat zuurstof en voedingsstoffen, wat wordt afgegeven aan cellen.
  • Neemt CO2 en andere afvalstoffen van cellen op.
  • Bevat ook witte bloedcellen.
  • Deel weefselvloeistof terug opgenomen in haarvaten. Deze vloeistof heet lymfe in lymfevaten het lymfevatenstelsel in. 
  • Via bovenste holle ader naar hart.
  •  Lymfeknopen: Afweer tegen ziekteverwekkers/zuiveren onder andere ziekteverwekkers.

Slide 26 - Tekstslide

huiswerk online =
basisstof 3.4 opdracht t/m 7
extra stof 3.7 opdracht  1 t/m 5

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

De juiste volgorde van het uitscheidingsstelsel is...
A
Nieren - Blaas - Urineleider
B
Nieren - Urineleider - Blaas
C
Urineleider - Nieren - Blaas
D
Urineleider - Blaas - Nieren

Slide 29 - Quizvraag


Waar wordt de urine in de nieren tijdelijk opgeslagen?

A
Niermerg
B
Nierbekken
C
Urineleiders
D
Urineblaas

Slide 30 - Quizvraag

Via welke delen bereiken bacteriën van buitenaf de nieren achtereenvolgens?
A
Urineleider – urineblaas – urinebuis – nieren
B
Urinebuis – urineblaas – urineleider – nieren
C
Urinebuis – urineleider – urineblaas– nieren
D
Urineleider – urinebuis – urineleblaas – nieren

Slide 31 - Quizvraag

Antigenen
  • Infectie: binnendringen van ziekteverwekkers (bacteriën, virussen, schimmels)
  • Lichaamsvreemde stoffen: antigenen
  • Immuunsysteem gaat aan de slag
  • Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk door insluiten 

Slide 32 - Tekstslide

Antistoffen
  • Antistoffen: stoffen die gemaakt worden door witte bloedcellen
  • Antistoffen zitten opgelost in het bloed
  • Antistoffen reageren op de antigenen
  • Antistoffen werken specifiek: ze werken maar op één antigeen
  • Ziekteverwekkers worden in-actief gemaakt

Slide 33 - Tekstslide

Immuniteit
Immuun:
  • Na een infectie blijft de antistof in bloed aanwezig
  • Je wordt niet ziek van de ziekteverwekker
Hoe kun je immuniteit opbouwen?
  • Natuurlijke immuniteit
  • Kunstmatige immuniteit

Slide 34 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij een tweede infectie met dezelfde ziekteverwekker?
A
Je wordt ziek en het lichaam maakt antistoffen
B
Je wordt een beetje ziek
C
Er komen sneller en meer antistoffen in het lichaam

Slide 35 - Quizvraag

Wat zit er in een vaccin?


A
Dode of verzwakte ziekteverwekkers.
B
Virus
C
Antistoffen
D
Bacterie

Slide 36 - Quizvraag

Slagaderverkalking
Beschadiging slagader: ophoping witte bloedcellen en vette stoffen in wand bloedvat --> verdikking --> wordt hard door kalk = aderverkalking
  • Bloedvat wordt nauwer en stijver
  • Bloeddruk wordt hoger
  • Hart moet meer kracht leveren om bloed rond te pompen.
  • Weefsels krijgen minder bloed--> minder zuurstof

Slide 37 - Tekstslide

Hartinfarct
  • Afsluiting van kransslagader door een bloedstolsel
  • Een deel van het hart krijgt geen zuurstof meer--> raakt beschadigt

Slide 38 - Tekstslide


De bloeddruk wordt gemeten in een
A
Armader
B
Armslagader

Slide 39 - Quizvraag

Alchohol wordt afgebroken in
A
Bloed
B
Nieren
C
Darmen
D
Lever

Slide 40 - Quizvraag

Succes met leren voor het proefwerk!!!

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Video

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video