NT2 les week 21_edit

NT2 les week 21
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nederlands NT2Middelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

NT2 les week 21

Slide 1 - Tekstslide

NT2 les week 21
Lesdoelen

  • Ik kan de betekenis van de 'woorden van de week' uitleggen.
  • Ik kan onregelmatige werkwoorden correct gebruiken.
  • Ik voeg elke week 9 (of meer) nieuwe woorden aan mijn woordenschrift toe (en deel dit met TILS)


Slide 2 - Tekstslide

woorden van week 21
  • het fragment
  • het trefwoord

Slide 3 - Tekstslide

woorden van week 21
het fragment (zn)
Betekenis:
Een fragment is een klein stukje van een geheel. Dat kan een stukje tekst, muziek, film, programma of zelfs een stukje materiaal zijn.

Eenvoudig gezegd:
Een fragment is een deel van iets groters.



In het museum lag een fragment van een oud bord, met daarop nog duidelijk het opschrift 'Komt veen vrient over' te lezen.

Slide 4 - Tekstslide

woorden van week 21
het fragment (zn)
Betekenis:
Een fragment is een klein stukje van een geheel. Dat kan een stukje tekst, muziek, film, programma of zelfs een stukje materiaal zijn.

Eenvoudig gezegd:
Een fragment is een deel van iets groters.



Slide 5 - Tekstslide

woorden van week 21
het trefwoord (zn)
Betekenis:
Een trefwoord is een belangrijk woord waarmee je snel iets kunt opzoeken of een onderwerp kunt samenvatten. 

Je ziet trefwoorden vaak in woordenboeken, zoekmachines of bij informatiebronnen.

Eenvoudig gezegd:
Een trefwoord is een belangrijk zoekwoord.

Voorbeelden:

In het woordenboek staat bij elk trefwoord de betekenis en soms ook hoe je het gebruikt.

Met het trefwoord “klimaat” kun je op internet veel artikelen over klimaatverandering vinden.




Slide 6 - Tekstslide

Een trefwoord is een belangrijk woord dat je helpt om informatie snel te vinden. 

Of je nu iets opzoekt in een woordenboek, een boek, of op internet, trefwoorden zijn essentieel om efficiënt te zoeken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling woorden van de week

Slide 9 - Tekstslide

Een onderwerp is controversieel als...
A
iedereen het er over eens is
B
iedereen het begrijpt
C
het moeilijk uit te leggen is
D
mensen er sterk van mening over verschillen

Slide 10 - Quizvraag


Kun je een voorbeeld noemen van een controversieel onderwerp?

Slide 11 - Open vraag

Wat betekent “de coronaregels werden verruimd”?

Slide 12 - Open vraag

Wie of wat wordt bedoeld met 'de achterban' van een politieke partij?

Slide 13 - Open vraag

Wat hoort bij telegramstijl?

A
heel lange zinnen
B
geen leestekens
C
heel korte zinnen
D
alles met hoofdletters

Slide 14 - Quizvraag

Wat gebeurt er met een knop in de lente?
Beschrijf dit in je eigen woorden.

Slide 15 - Open vraag

Je voelt je ‘brak’ na een slechte nacht of een feestje.
1. Wat betekent dat precies?
2. Wat is een andere betekenis van 'brak'?

Slide 16 - Open vraag

Je geeft je mening in de klas. Wat betekent het als de docent dan zegt: “Kun je dat toelichten?”

Slide 17 - Open vraag

Alle mensen moeten vegetarisch eten!

Hoe kun je dit nuanceren?

Slide 18 - Open vraag

de nuancering
Nuancering betekent dat je niet zomaar zegt of iets goed of slecht is, maar je kijkt naar de verschillende kanten. 

Als je zegt dat iets zowel voordelen als nadelen heeft, breng je nuancering aan. 

Slide 19 - Tekstslide

de nuancering
Alle mensen moeten vegetarisch eten. 

nuancering:

Niet iedereen kan vegetarisch eten, omdat vleesvervangers soms duurder zijn. Maar het is goed om minder vlees te eten voor het milieu.


 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een fragment?

Slide 21 - Open vraag

Wat is een trefwoord?

Slide 22 - Open vraag

De 4 tijden (ott/ovt/vtt/vvt) en onregelmatige werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Zet de zin in de o.v.t.:
Een Boeing 747 van Japan Air Lines verliest een motor bij het opstijgen.

Slide 24 - Open vraag

Zet de zin in de o.v.t.:
De piloot zet het vliegtuig gelukkig veilig aan de grond.

Slide 25 - Open vraag

Zet de zin in de o.v.t.:
De rechtbank acht de vrouw volledig ontoerekeningsvatbaar.

Slide 26 - Open vraag

Zet de zin in de voltooid tegenwoordige tijd:
Zij drinkt een hele fles water op.

Slide 27 - Open vraag

Zet de zin in de voltooid tegenwoordige tijd:
De Koningin hield een korte toespraak.
.

Slide 28 - Open vraag

Zet de zin in de voltooid verleden tijd:
Zij heeft haar brood niet opgegeten.

Slide 29 - Open vraag

Welk woord/ welke woorden heb je deze les geleerd?

Slide 30 - Open vraag

Woordenschrift
Wat is een woordenschrift?

Een woordenschrift is een speciaal schrift waarin jij nieuwe Nederlandse woorden opschrijft die je leert.

Je gebruikt het om:

  • (Frequente) woorden beter te onthouden.
  • Sneller beter Nederlands te leren.

Slide 31 - Tekstslide

Woordenschrift
Waarom is een woordenschrift handig?

✅ Je leert woorden beter.
✅ Je ziet hoe je een woord gebruikt in een zin.
✅ Je kunt altijd terugkijken als je iets vergeet.
✅ Het is jóuw eigen boekje – je maakt het op jouw manier!


Slide 32 - Tekstslide

Woordenschrift
Tips voor gebruik:

  • Schrijf regelmatig nieuwe woorden op (bijvoorbeeld 3 per dag).
  • Herhaal de woorden af en toe.
  • Werk netjes, zodat je het goed kunt lezen.
  • Gebruik kleur of plaatjes om het leuker te maken!


Slide 33 - Tekstslide

Woordenschrift
📝 Wat schrijf je op in je woordenschrift?

Voorbeeld
📌 Het woord polarisatie
📚 Betekenis: Het sterker worden van tegenstellingen tussen groepen mensen.
✍️ Een zin met het woord: Door polarisatie praten mensen steeds minder met elkaar.
🖼️ Een tekening of plaatje (Bijvoorbeeld twee groepen mensen tegenover elkaar met een kloof ertussen)

Slide 34 - Tekstslide

Huiswerk week 21
Leer alle onregelmatige werkwoorden 
Deel je woordenschrift met mij einde van deze week.

Slide 35 - Tekstslide