Ch 5 Cours 15

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Devoirs
apprendre: bijvoeglijk naamwoord : schema bijzondere vormen uit je hoofd met vertaling

dus : b.v. nieuw = nouveau, nouvelle, nouveaux, nouvelles en de rest .....
leer blz 43 boc H n-f!!!
bloc G- phrases clés - blz 41 - schrijvend leren!
faire: 33 B + 34 A?


Slide 2 - Tekstslide

Programme pour mercredi, 14 mai
Bloc H - corriger et finir
Bloc G
Dialogue - prononciation

Slide 3 - Tekstslide

Objectifs

- je kent de plaats van het bijvoeglijk naamwoord 
- je kent de regelmatige en onregelmatige vorm van het bijvoeglijk naamwoord
- Ik ken de phrases clés van G

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

nieuw, mooi, oud, goed
4x vorm
ml ev - vl ev - ml mv - vl mv

Slide 6 - Open vraag

Expression orale
Répétez - moi!

expression orale ch 5
Planète Collège

Slide 7 - Tekstslide

bloc G
  • Décris une personne de ta classe!
  • Il/elle est comment?
  • page 34 et 42

Slide 8 - Tekstslide

Révision bloc G - Traduis
1. Hoe ziet jouw broer eruit?
2. Mijn broer heeft bruin haar.
3. Hij draagt een bril.
4. Is hij groot?
5. Nee, hij is klein.
6. Houd jij van sport?
7. Zijn zus is groot
8. Zijn ouders zijn grappig
stopwatch
00:00000

Slide 9 - Tekstslide

Corriger bloc G!
1. Ton frère est comment?
2. Mon frère a les cheveux bruns.
3. Il porte des lunettes.
4. Il est grand?
5. Non, il est petit.
6. Tu aimes le sport?
7.  Sa soeur est grande.
8. Ses parents sont drôles

Slide 10 - Tekstslide

Apprendre
pour le contrôle
-  vocabulaire A, B
- phrases clés C

Schrijvend leren!!!!!

Slide 11 - Tekstslide

Devoirs pour vendredi, 16 mai
apprendre /répéter :  
Vocabulaire A,B check
Phrases clés C - check




Slide 12 - Tekstslide

Devoirs pour lundi, 19 mai
apprendre /répéter :  
Vocabulaire E, F check
Phrases clés G- check




Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Révision bloc G - Traduis
1. Hoe ziet jouw zus eruit?
2. Mijn zus heeft blond haar.
3. Ze draagt geen bril.
4. Is zij groot?
5. Nee, zij is klein.
6. Houd jij van sport?
7. Ja, ik houd van tennis.
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide