weektaak 2HM - 24 - 28 mei - herhalen lezen en woordenschat

2HM 
voorbereiding toetsweek 
Woordenschat H5 en H6 
Lezen H5 en H6 

24 - 28 mei 
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
nederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

2HM 
voorbereiding toetsweek 
Woordenschat H5 en H6 
Lezen H5 en H6 

24 - 28 mei 

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel woordenschat 
- Ik weet wat een samenstelling is en ik kan de betekenis van een woord achterhalen door naar de delen van de samenstelling te kijken. 

- Ik weet wat een spreekwoord, gezegde en uitdrukking is en ik kan de betekenis hiervan achterhalen. 

Slide 2 - Tekstslide

lezen 

Slide 3 - Tekstslide

Samenstellingen:
Sommige woorden zijn samengesteld uit twee of meer woorden. 
Het laatste woord van een samenstelling is het belangrijkst. Dat bepaalt de betekenis.

Bijvoorbeeld:
Een winterjas is een soort jas: een jas die je in de winter draagt. 
Een leesbril is een soort bril: een bril waarmee je kunt lezen.

Gebruik een woordenboek als je de betekenis niet zelf kunt bedenken. 
Soms staat een samenstelling niet in het woordenboek. Je kunt dan de losse woorden opzoeken. 
Bijvoorbeeld:
- Bij de meeste pretparken krijg je groepsreductie. 
Je kijkt dan in het woordenboek bij reductie (= korting).

Slide 4 - Tekstslide

Samenstelling
Woord dat is samengesteld uit twee of meerdere woorden

boek + plank = boekenplank

Slide 5 - Tekstslide

Samenstelling
Verslaafd zijn aan je telefoon is een typisch jongerenprobleem.

Veel probleemjongeren spijbelen en veroorzaken overlast in winkelcentra.

Slide 6 - Tekstslide

Samenstelling
probleemjongeren
jongerenprobleem
jongerenprobleem = een probleem van jongeren
probleemjongeren = jongeren die probleemgedrag vertonen

Slide 7 - Tekstslide

Betekenis samenstelling
Laatste deel

boekenplank = een soort plank 

Eerste deel
boekenplank = een plank voor boeken
  • bepaalt de betekenis
  • geeft aan wat voor ding het is
  • zegt iets over het laatste deel

Slide 8 - Tekstslide

Samenstelling
Een samenstelling staat meestal niet in een woordenboek.

Vind de betekenis door naar de losse woorden te kijken
maximumsnelheid

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Noteer drie samenstellingen uit alinea 1.

Slide 11 - Open vraag

Bij welke zin past de uitdrukking: Waar een wil is, is een weg het best?


A
Je mag zelf kiezen of je de eerste of tweede weg rechts neemt.
B
B Met hard werken kun jij ook een masterchef worden.

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke zin past de uitdrukking: Wat niet weet, dat niet deert het best?
A
Micha lust die soep gewoon, als je niet vertelt dat er courgette in zit.
B
Steven wist het juiste antwoord niet, want hij had niet geleerd.

Slide 13 - Quizvraag

18 Bij welke zin past de uitdrukking: Al doende leert men het best?
A
Als je veel op je gitaar oefent, word je net zo goed als Jimi Hendrix.
B
Op de theoretische leerweg leer je hoe je dingen moet doen.

Slide 14 - Quizvraag

Hieronder staat een woord dat je figuurlijk kunt gebruiken. Geef bij dat woord een uitdrukking of spreekwoord en noteer de betekenis van:
storm

Slide 15 - Open vraag

woordenschat h5
Leer ook goed alle woordjes en uitdrukkingen met betekenis voor je toets! 

Slide 16 - Tekstslide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Een spreekwoord is een onveranderlijke hele zin met een bepaalde wijsheid
Bijvoorbeeld: De morgenstond heeft goud in de mond of Kleren maken de man.
Een uitdrukking is een vaste woordgroep met een figuurlijke betekenis
Bijvoorbeeld: platzak zijn, een hondenleven hebben.

In het Nederlands bestaan veel spreekwoorden en uitdrukkingen met:
- Dierennamen: blaffende honden bijten niet,...
- Lichaamsdelen: iemand de mond snoeren,...

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

woordenschat h6
Leer ook goed alle woordjes en uitdrukkingen en spreekwoorden met betekenis voor je toets! 

Slide 19 - Tekstslide

Lezen H5: Betrouwbaarheid van teksten


Informatie in teksten is niet altijd betrouwbaar.

Daarom moet je een tekst kritisch lezen.

Als je wilt controleren of een tekst betrouwbaar is, let je op

de bron,  de schrijver, het doel van de tekst.

Slide 20 - Tekstslide

De bron van een tekst

Een bron moet bij voorkeur actueel zijn en dus niet te lang geleden zijn verschenen.

Dat kun je aan de bronvermelding zien.

Slide 21 - Tekstslide

De schrijver van een tekst

Een schrijver is deskundig als hij zich uitgebreid in het onderwerp heeft verdiept.

Slide 22 - Tekstslide


Reclameteksten zijn meestal niet erg betrouwbaar,

omdat ze als doel hebben de lezer aan te sporen iets te kopen

Slide 23 - Tekstslide



Ook roddelbladen nemen het soms niet zo nauw met de waarheid. 

Slide 24 - Tekstslide

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
1. Een verhaal over Femke Halsema (burgemeester van Amsterdam) in de Privé.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 25 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
5. Nieuwsberichten op www.nu.nl.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 26 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
2. Een artikel over het verdwijnen van oerwouden in de Amazone (Zuid Amerika) in National Geographic.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 27 - Quizvraag

Is de tekst betrouwbaar of niet betrouwbaar?
4. Reclame voor deodorant op de website van Axe of Dove.
A
betrouwbaar
B
niet betrouwbaar

Slide 28 - Quizvraag

Lezen H6 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Succes! 

Slide 32 - Tekstslide