Reflexive and Reciprocal Pronouns

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 3

Reflexive and reciprocal pronouns

Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden

Leerdoelen

Aan het eind van de les kunnen jullie:

- Het verschil tussen wederkerige en wederkerende voornaamwoorden begrijpen.

- Wederkerige en wederkerende voornaamwoorden op de juiste manier toepassen.

She is looking at herself.

He is talking to himself.

They are enjoying themselves.

Reflexive Pronouns.

Reflexive pronouns 1

Reflexive pronouns

myself

yourself

himself

herself

itself

ourselves

yourselves

themselves

Reciprocal pronouns

each other

one another

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reflexive pronouns'?

1. myself, herself, themselves
2. my, her, their
3. each other, one another
4. myself, their, each other

Welk van de onderstaande woorden zijn 'reciprocal pronouns'?

1. like, as
2. my, her, their
3. each other, one another
4. myself, their, each other

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding

1. bezit aan te geven van
2. aan te geven hoe iets gebeurd met
3. terug te verwijzen naar
4. aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met

Reflexive pronouns

Reflexive pronouns worden gebruikt om te zeggen dat de persoon die de actie uitvoert, deze ook ondergaat.

Het onderwerp en het lijdend voorwerp zijn dezelfde persoon.

She made herself dinner.

I poured myself a drink.

We drove ourselves home.

Reciprocal pronouns

Reciprocal pronouns worden gebruikt om een wederzijdse relatie uit te drukken. 

Het wederkerig vnw verwijst naar het onderwerp van de zin.

They are talking to each other.

We will always love one another.

Sarah and Marvin always help each other.

Uitzonderingen

Reflexive pronouns gebruik je niet na werkwoorden als wash, dress en shave, tenzij je nadruk wilt leggen op wie het doet. 

(Deze werkwoorden gaan over acties die mensen meestal voor zichzelf doen)

Reciprocal pronouns gebruik je niet na werkwoorden als hug, marry en kiss.

(Deze werkwoorden geven al aan dat de handeling van beide kanten komt. 

Voorbeelden

Reflexive pronouns:

Jack decided to reward himself.

I pour a cup of tea for myself every morning.

Reciprocal pronouns:

They talk to one another.

We didn't look at each other.

My dog hurt ______.

1. myself
2. itself
3. eachother
4. ...

I always shave ______ on Monday.

1. myself
2. himself
3. ...
4. each other

We blame ______ for failing the test.

1. ourselves
2. myself
3. himself
4. each other

My baby boy cannot look after ______ .

1. himself
2. each other
3. one another
4. herself

Michelle saw ______ in the mirror.

1. eachother
2. ...
3. myself
4. herself

You ______ asked us to do it.

1. themselves
2. yourselves
3. one another
4. ourself

Maria and Sam gave ______ gold rings on their wedding.

1. one another
2. ourselves
3. themselves
4. each other

They give ______ gifts during the holidays.

1. ourselves
2. one another
3. themselves
4. myselves

Wat vind je nog moelijk?

https: