23/24 4.3 Schakelingen 2kt

SCIENCE

Welkom!
Meld je aan bij lesson-up met je google account.
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SCIENCE

Welkom!
Meld je aan bij lesson-up met je google account.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?

  • Opstarten (5 min)
  • Terugblikken 4.1 en 4.2 (10 min)
  • Uitleg 4.3 (10 min)
  • Opdrachten 4.3 (15 min)
  • Afsluiten (10 min)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vorige lessen heb je geleerd:

  • Wat geleiders en isolatoren zijn.
  • Wat een gesloten stroomkring is.
  • Wat stroom is.
  • Hoe je ampère en milliampère in elkaar omrekent.
  • Wat een spanningsbron is.
  • Wat er gebeurt als je een apparaat op de verkeerde spanning aansluit.
  • Hoe je de totale spanning berekent als je met meer batterijen werkt.
  • Hoe je stroom en spanning meet.




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Geleiders en isolatoren
Een geleider laat stroom wel door.
Een isolator laat stroom niet door.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een geleider?
A
Een soort metaal
B
Stoffen waar een elektrische stroom doorheen kan lopen
C
Stoffen waar geen elektrische stroom doorheen kan lopen
D
Een apparaat dat stroom doorgeeft

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.1 Stroomkring
In een gesloten stroomkring loopt de stroom van + naar - . Als er geen stroom kan lopen is de stroomkring open.

De stroom geeft aan hoeveel lading er door de draad loopt. Dit meet je in ampère (A)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is deze stroomkring open of gesloten?
A
Open stroomkring
B
Gesloten stroomkring

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stroomsterkte is
A
Hoeveel kracht elektrische stroom heeft.
B
Hoeveel lading er door de draad loopt.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.1 mA en A omrekenen
:1000
mA ——> A 



x1000
     A ——-> mA

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

452 mA=
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Spanningsbronnen
Een spanningsbron zorg er voor dat de stroom gaat lopen. 
Het is de motor van de stroomkring. 
Elke spanningsbron heeft zijn eigen spanning.
Spanning meet je in volt (V).

Voorbeelden van spanningsbronnen zijn:
  • Batterij
  • Accu
  • Stopcontact (altijd 230 V)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een spanningsbron?
A
Snoertjes
B
Batterij
C
Lampjes

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.2 Spanningsbronnen
Als je meerdere batterijen achter elkaar schakelt mag je de spanning optellen.

Gebruik je te weinig spanning, dan werkt je apparaat niet goed.

Gebruik je te veel spanning, dan gaat je apparaat stuk.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe groot is de spanning die door deze batterijen geleverd wordt?(1,5 V per batterij)
A
0V
B
1,5V
C
3V
D
6V

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Spanningsmeter en stroommeter
  • Een stroommeter sluit je in serie aan. (plaatje b)
  • Een spanningsmeter sluit je parallel aan. (plaatje c)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spanningsmeter en stroommeter
Bij het aflezen van een spannings- en stroommeter kijk je eerst waar de stekkertjes zijn aangesloten. Zo weet je welke getallenlijn je moet gebruiken.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste grootheid naar de juiste eenheid.
Ampere
Volt
Spanning
Stroomsterkte

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat geeft de stroommeter aan?
A
4 A
B
4 V
C
0,4 A
D
0,4 I

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4.3 Schakelingen

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het eind van deze les:
  • Kan jij uitleggen wat een schakelschema is.
  • Kan jij de twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema's herkennen en tekenen.
  • Kan je het verschil uitleggen tussen een serie- en een parallelschakeling.
  • Kan jij bepalen hoe groot de stroomsterkte is in een schakeling.




Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een schakelschema

Een schakelschema is een schematische tekening van hoe de elektrische onderdelen in een apparaat zijn aangesloten.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolen in een schakeling
Om een schakeling te tekenen gebruiken we de volgende symbolen. Deze moet je kennen voor de toets.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een schakelschema is ... ?
A
Een tekening van een schakeling
B
Een tekening van een schakeling, waarin onderdelen zijn vervangen door symbolen
C
Bestaat uit een lamp, een draad een batterij en een schakelaar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een schakelschema is dit het symbool voor een....
A
schakelaar
B
lamp
C
amperemeter
D
batterij

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het juiste symbool voor een motor?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het symbool van een LED
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling
Er is maar een stroomkring en dus maar een route van de plus naar de min van de batterij. 




Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Parallelschakeling
Er zijn meerdere stroomkringen en vertakkingen. Je kan op meerdere manieren van de plus naar de min van de batterij komen.


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is dit een serie- of een parallelschakeling?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Serie of parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Parallelschakeling
De stroomsterkte verdeelt zich. 
(In het voorbeeld wordt de totale stroom van 0,3 A verdeeld over drie lampjes, dus per lampje 0,1 A)

Als een lampje uit gaat blijven de andere lampjes branden.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Serieschakeling
Stroomsterkte is overal het zelfde. (0,1 A in het voorbeeld)

Als een lampje uit gaat gaan alle lampjes uit.



Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stroom in een serie-schakeling ...
A
Is overal gelijk
B
Verdeelt zich

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het schakelschema hiernaast toont een schakeling waarbij alle lampjes branden. Welke lampje gaat uit als je lampje 4 losdraait?
A
Lampje 1
B
Lampje 2
C
Lampje 3
D
Lampje 5

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk schakelschema klopt?
A
B
C
Het goede antwoord staat er niet tussen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hiernaast is een schakeling weergegeven, deze bestaat uit een batterij, een schakelaar en drie lampjes. Wat is het juiste bijbehorende schakelschema?
A
B
C
D

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Je ziet een schakelschema
met een batterij, drie lampjes
en een schakelaar.

Welk lampje brandt?
A
alleen lampje 1
B
alleen lampje 2 en 3
C
alledrie de lampjes
D
geen enkel lampje

Slide 39 - Quizvraag

Prima vraag. Misschien hier nog een lastiger inzichtsversie van maken met een gemengde schakeling?
Wat weet je over de stroomsterkte in een serie schakeling
A
Deze is overal gelijk
B
Deze wordt verdeeld over de componenten

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt met de stroomsterkte als het aantal lampjes (in serie) toeneemt?
A
Die wordt groter
B
Die wordt kleiner
C
Die blijft gelijk
D
Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

4 lampen zijn parallel aan elkaar geschakeld. De stroomsterkte zijn: 1 A, 2 A, 3 A en 4 A
Wat is de totale stroomsterkte?
A
24,0 A
B
0,10 A
C
10,0 A
D
4,0A

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nu zelf aan de slag
Maak de opdrachten van 4.3 in uit nova.
magister → leermiddelen → nova → hoofdstuk 4 → 4.3

Lees de plusstof zelfstandig door om opdracht 13, 14 en 15 te maken.

LET OP!
Sluit LessonUp nog niet af aan het eind van de les moet je nog een aantal vragen invullen.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les afsluiten
Hoe gaat het nu? 
Geef in de volgende dia's aan hoe goed je de stof begrijpt

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan uitleggen wat een schakelschema is.
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de twaalf symbolen voor onderdelen in schakelschema's herkennen en tekenen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 46 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan het verschil uitleggen tussen een serie- en een parallelschakeling.
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan bepalen hoe groot de stroomsterkte is in een schakeling.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Deze slide heeft geen instructies