Module 3 Laagland vertelinstantie oefenen 2022-2023

Laagland module 3 
De vertelinstantie/ focalisatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Laagland module 3 
De vertelinstantie/ focalisatie

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een open plek in een verhaal?
A
Een situatie die vragen bij de lezer oproept
B
Een situatie waarbij de plek heel belangrijk is
C
Een situatie die zich op een open plek afspeelt
D
Een situatie die geen spanning oproept

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een motief in een verhaal?
A
een reden waarom iemand iets doet (bijvoorbeeld iemand vermoordt)
B
een steeds terugkerende gedachte of ander element dat daardoor betekenis krijgt
C
het onderwerp van een verhaal
D
de onderliggende gedachte van een verhaal

Slide 3 - Quizvraag

Lesdoelen: 
1. Aan het eind van de les ken je drie verschillende vertelperspectieven
2. Aan het eind van de les weet je dat vertellers onbetrouwbaar kunnen zijn en in welke hoedanigheid dit vorm kan krijgen
3. Aan het eind van de les kan je het vertelperspectief van een stuk tekst bepalen
4. Aan het eind van de les weet je wat vertelde tijd en verteltijd is
5. Aan het eind van de les weet je wat focalisatie is

Slide 4 - Tekstslide

Vertelperspectief
De instantie die het verhaal aan jou presenteert 


Slide 5 - Tekstslide

de verteller is geen personage

auctoriale verteller
 de verteller is merkbaar aanwezig (kan alwetend zijn)/ vertellerscommentaar

(meervoudige) personale verteller
hij-/zij-verteller
niet merkbaar aanwezig
richt zich op belangrijkste personage
+ kennis is beperkt
de verteller is een personage: ik-vertelperspectief

vertellend-ik
vaak achteraf vertellend
niet alwetend, wel commentaar en betrouwbare flashbacks

belevend-ik
Je beleeft het verhaal op dit moment met alle gevoelens en gedachten

Slide 6 - Tekstslide

De toren van Babel - Annie M.G. Schmidt
In mijn onschuld dacht ik, dat het bouwen van een huis een vrij simpele affaire zou zijn. Ze doen het al zo lang... dacht ik. Mensen bouwen al zo lang huizen. Zeker al tienduizend jaar of langer. Het is net zoiets als brood bakken, dat doen ze ook al zo lang. En bouwen... zo'n achtduizend jaar geleden maakten ze al heel ingewikkelde pyramides, dacht ik. En de toren van Babel ook... nou ja goed, het ding is nooit afgekomen, maar nu zijn ze toch al weer zoveel verder en bovendien: mijn huis behoeft geen toren van Babel te worden, liever zelfs niet. Zo maar een huisje. Op de tekening, die de architect voor ons gemaakt had, was het zo eenvoudig. Enkel maar een paar kamers, rechte kamers, naast elkaar en een plat dak. En geen kwestie van spitsbogen of beeldhouwwerken, of van torentjes of van kantelen of van koepels of erkers of koekoeksramen, zo maar rechttoe, recht an een huis. Dat kon niet zoveel hoofdbrekens kosten, dacht ik.

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de vertelinstantie?
A
Ik-vertelinstantie
B
Personale vertelinstantie
C
Alwetende/auctoriale vertelinstantie

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de de vertelinstantie?
A
Ik-vertelinstantie
B
Personale vertelinstantie
C
Alwetende/auctoriale vertelinstantie

Slide 10 - Quizvraag


Karakter - Bordewijk
Tot zijn eenentwintigste was hij toen in een boekhandel werkzaam als magazijnknecht, niet in de winkel. Dit was het eerste baantje dat hem enige bevrediging gaf, want te hooi en te gras kon hij nu zijn kennis vergroten. Maar hij schoot er niet op, hij verdiende nog steeds niet genoeg om op zichzelf te staan, hij bleef bij haar wonen.
Op een stroeve manier gingen zij met elkaar om. Hij was voor haar toch geen kwade zoon. ’s Zondagsmiddags gingen zij altijd wandelen. Ze wou naar de rivier, nooit ergens anders heen, zo gingen ze naar het Park of naar de Oude Plantage. Ze keken over het water, ze zeiden weinig, hun stilzwijgen was soms op de grens van vijandschap.


Slide 11 - Tekstslide

Wat is de vertelinstantie?
A
Ik-vertelinstantie
B
Personale vertelinstantie
C
Alwetende/auctoriale vertelinstantie

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de vertelinstantie?
A
Ik-vertelinstantie
B
Personale vertelinstantie
C
Alwetende/auctoriale vertelinstantie

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Ik-vertelinstantie en een ...
A
vertellend-ik
B
belevend-ik

Slide 16 - Quizvraag

Maken (huiswerk): 

- opdracht 11.1 en 11.3
- Hoe denk je dat deze verhaallijn van Memed, Jan Jansen en de Ford Vedette V8 Coupé verder gaat? Schrijf een vervolg van vier alinea's met een duidelijk merkbaar aanwezige auctoriale vertelinstantie. Wissel minimaal één keer van perspectief en plaats een open plek in het verhaal. Uiteindelijk zet je je uitwerking op de Padlet (staat bij huiswerk voor dinsdag).

Uitdaging? Verwerk naast een open plek, ook een motief in het verhaal! 
Klein beetje hulp nodig?

- Jij bent de "ik"
- Bekijk de ruimte om je heen. Wat zie je? Noteer zo veel mogelijk!
- Observeer het andere personage in de ruimte en vertel over het uiterlijk, gedrag, etc.
- Beschrijf wat er gebeurt. Let op: verwissel minimaal een keer van perspectief.
- Wat denkt hij/zij in de verschillende fragmenten?

Slide 17 - Tekstslide

Verteltijd 
Tijd die je nodig hebt om een verhaal te lezen.
 
Bijvoorbeeld:
-2 uur of 50 minuten
- 250 pagina's of 300 pagina's


Slide 18 - Tekstslide

Vertelde tijd 
De vertelde tijd is het tijdsbestek dat in een verhaal of deel van een verhaal besproken wordt. 

versnelling: gebeurtenis die vrij lang duurt, wordt kort verteld. De vertelde tijd is dan groter dan de verteltijd. 
vertraging: gebeurtenis wordt zeer uitgebreid verteld. De verteltijd is groter dan de vertelde tijd. 



Slide 19 - Tekstslide

Leerdoelen


- Ik weet wat een focalisator is
- Ik weet wanneer een verhaal neutraal of gekleurd is
- Ik weet wanneer een vertelinstantie betrouwbaar is
- Ik kan verschillende verhaalgenres noemen

Slide 20 - Tekstslide

Focalisatie 
Wie neemt er waar? 

Slide 21 - Tekstslide

Als een tekst maar één focalisator heeft, is er maar één instantie die de personages en gebeurtenissen waarneemt. Wat doet dit met de betrouwbaarheid van het verhaal?  


- neutraal/gekleurd 

Slide 22 - Tekstslide

Onbetrouwbare verteller
De lezer / kijker kun je manipuleren door:
- ziekte
- liegen
- door informatie achter te houden
- zeer gekleurde versie van gebeurtenis geven
-een focalisator
-ik-vertelinstantie

Slide 23 - Tekstslide

p.114 verhaalgenres

Slide 24 - Tekstslide

Kan je het perspectief in een tekst herkennen?

😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll