4.1 Opbloei en macht van de stad

4.1 Opbloei en de macht van de stad.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.1 Opbloei en de macht van de stad.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Met voorbeelden uit kunnen uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de 11e eeuw toenamen.
  • Weten dat toenemende voedselproductie zorgde voor bevolkingsgroei, specialisatie (in beroepen) en groei van de steden.
  •  Weten welke gebieden in West-Europa landbouw-stedelijk werden.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Met voorbeelden kunnen beschrijven hoe de opkomende handel en nijverheid leidde tot de opkomst van jaarmarkten en belangrijke havensteden in Europa.
  • Weten waardoor burgers in de steden en op het platteland meer vrijheid kregen.
  • Weten hoe door de economische macht van steden hun zelfstandigheid toenam.

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor he therleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 4 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van .............?........................ die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-...........?.......... samenleving.
14. De opkomst van ...............?................. en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en ..............?.................
16. Het conflict in ..............?.............. over de vraag of de .........................?.................. macht het primaat behoorde te hebben.
17. De ...............?.................. naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Leer ze uit je hoofd!

Slide 6 - Tekstslide


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Ontginning woeste gronden
  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk
  • Ossen vervangen door paarden
Gevolg?
aantekening

Slide 7 - Tekstslide

Dus...
  • Door landbouwverbeteringen ontstonden er voedseloverschotten
  • ook groeide de bevolking 
  • Voedseloverschotten werden verkocht op de markt --> HANDEL
  • Specialisatie: er ontstaan ambachten (landbouwoverschot)
  • Handelaren en ambachtsmensen gaan wonen rond de markt --> steden ontstaan.
  • Steden krijgen een marktfunctie voor de hele regio
aantekening

Slide 8 - Tekstslide

gevolgen toename handel
  1. groei nieuwe steden
  2. ontwikkeling geldeconomie > geldwisselaars en banken
  3. ontstaan van handel over grote afstanden in luxekoopwaar ( oa zijde, specerijen met Midden-Oosten)
  4. samenwerkingsverbanden zoals de Hanze (12e - 17e eeuw)

aantekening

Slide 9 - Tekstslide

Handel en nijverheid
  • Vroege Middeleeuwen dorpen zelfvoorzienend (bijna geen handel over afstand).
  • Toename voedselproductie in Vlaanderen en Noord-Italië --> grote economische veranderingen --> Niet iedereen meer in de landbouw, specialisatie beroepen (ambachten)
  • Handel en nijverheid bloeiden (o.a. textielnijverheid)
  • Landbouwsamenleving werd landbouw-stedelijk

Slide 10 - Tekstslide

Gent en Brugge
  • Sommige gebieden in Vlaanderen hoge landbouwopbrengst.
  • Maar ook moerassige gebieden --> schapen --> bloei voor textielnijverheid (Gent, Ieper en Atrecht) --> productie laken.
  • Boeren leverden graan en wol aan markten.
  • Producten uit de stad werden o.a. aan boeren verkocht.
  • Markten regionale functie

Slide 11 - Tekstslide

Gent en Brugge
Ambachtslieden steeds meer wolproductie --> Daarom noodzaak om te importeren uit Engeland

Slide 12 - Tekstslide

De Hanze
  • Handelaren organiseerden zich in koopmansgilden
  • Samenwerking om kapitaal (geld) voor handelsreizen bijeen te krijgen.
  • Grootse Hanze de Steden aan de Oostzee en Noordzee (volgende dia).
  • Hanze bescherming van elkaars handelaren en handelsvoorrechten (voordelen)  

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Stadsstichtingen
  • Edelen bevorderden groei van de steden --> meer belastingopbrengsten.
  • Edelen gaven extra vrijheden aan steden om handel en nijverheid te stimuleren.
  • Meer vrijheden en voorrechten in de stad.
  • Horigen wilden ook  naar de stad voor meer vrijheid.
  • Tekort aan horigen hierdoor--> gevolg horigen kregen meer vrijheden (verlichting belasting en verplichtingen)

Slide 18 - Tekstslide

Stadsbestuur
  • Steden werden rijker en wilden invloed op rechtsspraak en bestuur.
  • In ruil voor belasting en leningen aan de graaf of hertog wilden de stedelingen stadsrechten.
  • Door die voorrechten (privileges) minder macht adel in de steden (Vlaanderen)  

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Spanningen in de stad
  • Schepen (soort wethouder) bleef dat voor zijn leven.
  • Macht bleef zo in handen van klein groepje rijken (patriciërs)
  • Arme burgers benadeeld (hogere belastingen/zwaardere straffen bij misdrijven)
  • Gemeen (armere burgers) soms in opstand tegen patriciaat.
  • Burgers Brugge steun graaf van Vlaanderen (deal beperking macht patriciaat) 

Slide 21 - Tekstslide

Door de komst van de steden werd de macht van de adel minder. Toon aan dat deze bewering klopt

Slide 22 - Open vraag