4.1 Opbloei en macht van de stad

Tijdvak 4: Tijd van steden en staten.

1000-1500


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 4: Tijd van steden en staten.

1000-1500


Slide 1 - Tekstslide

Tijd van steden en staten
1000-1500

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.

Slide 3 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
Opbloei en macht van de stad.       
KA
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

leerdoelen:
1. Je kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.
2. Je kunt uitleggen hoe bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen en de opkomst van steden gevolgen waren van de toenemende voedselproductie.
3. Je weet in welke gebieden in Europa de overgang van een landbouwsamenleving naar een landbouwstedelijke samenleving begon.

Slide 4 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
4.1 Opbloei en macht van de stad.    Leerdoel 4 t/m 6:
KA
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.

leerdoelen:
4. Je kunt met voorbeelden omschrijven hoe de opkomst van de handel en nijverheid leidde tot de komst van belangrijke jaarmarkten en belangrijke havensteden in Europa.
5. Je weet hoe en waarom burgers in de steden en mensen op het platteland door de opkomst van de steden meer vrijheid kregen.
6. Je weet hoe door de economische macht van de steden hun zelfstandigheid toenam.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000
  • Ontginning woeste gronden
  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk
  • Ossen vervangen door paarden
aantekening

Slide 7 - Tekstslide

Dus...
  • Door landbouwverbeteringen ontstonden er voedseloverschotten
  • ook groeide de bevolking 
  • Voedseloverschotten werden verkocht op de markt --> HANDEL
  • Specialisatie: er ontstaan ambachten (landbouwoverschot)
  • Handelaren en ambachtsmensen gaan wonen rond de markt --> steden ontstaan.
  • Steden krijgen een marktfunctie voor de hele regio
aantekening

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

gevolgen toename handel
  1. groei nieuwe steden
  2. ontwikkeling geldeconomie > geldwisselaars en banken
  3. ontstaan van handel over grote afstanden in luxekoopwaar ( oa zijde, specerijen met Midden-Oosten)
  4. samenwerkingsverbanden zoals de Hanze (12e - 17e eeuw)

aantekening

Slide 10 - Tekstslide

Handelsgebieden in Europa

Slide 11 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
 In Noord-Italië werd veel gehandeld in textiel, maar ook in specerijen uit het verre Oosten in Azië. In Noord-Frankrijk kwamen de handelaren uit Italië en die uit de Hanze steden bijeen op jaarmarkten. Zo ontstond er interregionale handel.

Vanaf de 14e eeuw werden jaarmarkten minder belangrijk ivm oorlogsgeweld en hoge belastingen. Vanaf nu handelden steden als Genua en Venetië direct met de Vlaamse handelssteden door te handelen over zee. Handel over zee werd dus steeds belangrijker.
 
Brugge werd een handelsschakel tussen de Hanze en Zuid-Europa.  Als de haven van Brugge dichtslibt, wordt Antwerpen één van de belangrijkste Noord-Europese havens.

Interregionale handel

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

3.2 Het christendom in Europa
Edelen bevorderden de groei van steden (meer steden = meer  belastingopbrengsten)

Edelen probeerden nieuwe steden te stichten en gaven extra vrijheden aan deze steden.
Zo probeerden ze te bereiken dat handelaren en ambachtslieden zich daar vestigden. (en dit leverde weer extra belastingen op.....)
Versterkte steden / dorpen konden bovendien de edelman bijstaan om zijn grondgebied te verdedigen.


Stadsstichtingen - 1

Slide 14 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
Vrijheden en voorrechten lokten veel mensen naar de stad. Maar door de massale trek van horigen naar de stad, ontstond een tekort aan horigen op de domeinen.
Oplossing: adel verlaagde de belastingen en verminderde de herendiensten.
De opkomst van steden zorgde dus voor meer vrijheid voor iedereen.


Stadsstichtingen - 2

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

De stedelingen probeerden om invloed te krijgen op het bestuur van de stad en de rechtspraak. In ruil voor de belastingen of voor geld dat werd geleend aan de edelman, eisten ze stadsrechten = privileges. Door deze stadsrechten mocht een edelman bijvoorbeeld geen recht meer spreken in een stad. Patriciërs gingen rechtspreken en werden schepen.
Burgers hadden door deze rechten meer invloed op het bestuur dan mensen in dorpen. Daar had de adel nog steeds het bestuur in handen. 


Stadsbestuur

Slide 17 - Tekstslide

Oorzaken ontstaan van steden
Gevolgen ontstaan van steden
Geldeconomie
Uitvindingen landbouw
Oprichting Hanze
Toenemende handel
Ontstaan marktplaatsen
Ontstaan ambachten
Kopen van stadsrechten

Slide 18 - Sleepvraag

Spanningen in de stad
  • Het stadsbestuur was in handen van een kleine groep patriciërs.
  • In verhouding moesten arme burgers meer belasting betalen en werden ze zwaarder gestraft.
  • In Vlaanderen kwam het gemeen, de stedelingen die geen patriciërs waren, in opstand tegen het stadsbestuur.
  • In 1241 vroeg de graaf van Vlaanderen om hulp van het gemeen van Brugge, in ruil daarvoor zou de macht van de patriciërs worden beperkt.  —>Elk jaar kwamen er nieuwe schepenen die geen familie van elkaar mochten zijn. Zij werden gecontroleerd door het handwerkersgilde.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Examenvraag met tekstbron
Bron: uit het stadsrecht dat op 20 mei 1355 gegeven wordt aan Weesp
Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, van Zeeland, heer van Friesland en opvolger van het graafschap Henegouwen, maakt bekend aan ieder dat wij voor eeuwig gegeven hebben en geven aan onze stad Weesp, voor ons en voor al onze nakomelingen, de hierna beschreven rechten:
- Ten eerste zal de vrijheid van de stad gelden tot de uiterste kant van de grachten, zoals die nu gegraven zijn en van verdedigingswerken voorzien.
(...)
- En van alle boetes uit vechtpartijen zullen wij tweederde deel krijgen en de stad en de schout en schepenen eenderde deel. Van dat eenderde deel is de helft voor de stad en de andere voor de schout en de schepenen in gelijke delen. Maar de boetes bij doodslag,vredebreuk en dergelijke komen ons toe.(...)
- Voorts zal wat binnen de stad Weesp aan misdaden gebeurt, worden berecht door onze schout met de schepenen van de stad. (…)
- Voorts zal elke poorter altijd door de rechtbank van de stad in Weesp berecht worden.
- Voorts zullen zij ons in ons leger dienen zoals zij tot nu toe gedaan hebben.
Ondertekend met het zegel van hertog Willem.

Slide 21 - Tekstslide

Toelichting:

Schout = hoofd van de politie in de middeleeuwse stad, aangesteld door de graaf.
Schepenen = vergelijkbaar met de huidige wethouders.
Poorter = burger van een stad.

Gebruik de bron
Twee beweringen:
1 In dit stadsrecht wordt de macht van de graaf van Holland beperkt.
2 Dit stadsrecht maakt de graaf van Holland minder afhankelijk van de adel.

4p Leg voor beide beweringen met de bron uit dat deze juist zijn.



Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld van een juist antwoord:
​- Bewering 1 is juist, want door Weesp stadsrecht te geven, heeft de graaf van Holland minder macht in Weesp, want die zijn nu zelfstandig / mogen zichzelf besturen waardoor de graaf zelf niets meer te vertellen heeft in Weesp.
- Bewering 2 is juist, want door Weesp stadsrecht te geven, zullen Weespenaren dienen in het leger van de graaf, en dus heeft de graaf de edelen (=de ridders dus) niet meer / minder nodig, waardoor zij dus minder macht hebben

Slide 23 - Tekstslide

De tijd van jagers en boeren
De tijd van Grieken en Romeinen
De tijd van monniken en ridders
De tijd van steden en staten
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Het ontstaan van de eerste monotheistische godsdiensten
De verspreiding van het christendom
Herleving van de agrarisch-urbane samenleving

Slide 24 - Sleepvraag

begrippen
  • nijverheid en ambacht
  • koopmansgilden
  • Hanze
  • jaarmarkten
  • burgers/ stedelingen
  • stadsrechten
  • privileges
  • patriciërs
  • schepenen
  • gemeen
  • handwerkersgilden

Slide 25 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 26 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 27 - Open vraag

Kenmerkende aspecten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor he therleven van een agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
16. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijk macht het primaat behoorde te hebben.
17. De expansie van de christelijke wered naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.
Ken je ze nog?!

Slide 28 - Tekstslide

3.2 Het christendom in Europa
4.1 Opbloei en macht van de stad.       Leerdoelen: 
4. Je kunt met voorbeelden omschrijven hoe de opkomst van de handel en nijverheid leidde tot de komst van belangrijke jaarmarkten en belangrijke havensteden in Europa.
5. Je weet hoe en waarom burgers in de steden en mensen op het platteland door de opkomst van de steden meer vrijheid kregen.
6. Je weet hoe door de economische macht van de steden hun zelfstandigheid toenam.
leerdoelen:
1. Je kunt met enkele voorbeelden uitleggen waardoor de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toenamen.
2. Je kunt uitleggen hoe bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen en de opkomst van steden gevolgen waren van de toenemende voedselproductie.
3. Je weet in welke gebieden in Europa de overgang van een landbouwsamenleving naar een landbouwstedelijke samenleving begon.

Slide 29 - Tekstslide

 4.1 leerdoelen/ vragen:
- Waardoor namen de landbouwopbrengsten in de elfde eeuw toe?
- Hoe waren bevolkingsgroei, specialisatie in beroepen en de opkomst van steden gevolgen van de toenemende voedselproductie?
- In welke gebieden in Europa begon de overgang van een landbouwsamenleving naar een landbouw-stedelijke samenleving?
- Hoe leidde de opkomst van handel en nijverheid tot interregionale economische verwevenheid in Europa?
- Hoe en waarom kregen burgers in de steden en mensen op het platteland door de opkomst van de steden meer vrijheid?
- Hoe nam door de economische macht van de steden hun zelfstandigheid toe?
- Welke gevolgen had de opkomst van steden voor de machtsverhoudingen tussen adel en de burgers?

Slide 30 - Tekstslide

huiswerk!

Slide 31 - Tekstslide