Grammar Review 5&6

Grammar Review






Unit 5 & 6
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammar Review






Unit 5 & 6

Slide 1 - Tekstslide

Aims
Being able to use the grammar form unit 5 & 6
Knowing signal words for different tenses
Ace  your test!

Slide 2 - Tekstslide

Grammar Items 
Must/musn't
Gerund
Past Simple/Present Perfect
Adverbs/Adjective
Have to+verb
Articles
Possesion 
Irregular Verbs

Slide 3 - Tekstslide

What do you know about must/musn't
When to use? How to make it? Why we use it?

Slide 4 - Open vraag

Which of these sentences is a GERUND?
A
I love walking on the beach.
B
I love to walk on the beach.
C
I am loving this walk on the beach.

Slide 5 - Quizvraag

Gerund
Word in de zin gebruikt als zelfstandig naamwoord i.p.v werkwoord. Ing-vorm
Gebruiken als:
Onderwerp in de zin: Shopping is my favourite thing.
Na woorden zoals stop, love, hate, start: He hates cooking.
Na  voorzetsels: She is scared of flying.

Slide 6 - Tekstslide

What do you know about the Past Simple??

Slide 7 - Woordweb

What do you know about the Present Perfect?

Slide 8 - Woordweb

Past Simple
In het verleden gebeurd en afgelopen.
!Belangrijk wanneer!

Signaal woorden:
Yesterday, last week, last month
Werkwoord + ed of 2de rijtje
Present Perfect
In het verleden gebeurd en nu nog aan de gang.
!Niet belangrijk wanneer!

Signaal woorden:
For, since
Have/has + werkwoord+ ed of 3de rijtje

Slide 9 - Tekstslide

Past Simple Or Present Perfect?
I came home to late last night.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 10 - Quizvraag

Translate using the present perfect:
Ze woont al 7 jaar in Engeland.

Slide 11 - Open vraag

What is the difference between an Adverb and an Adjective?

Slide 12 - Woordweb

Adverb or adjective
She is really old.
'really'
A
Adverb
B
Adjective

Slide 13 - Quizvraag

Adverb or adjective
She is wearing a pretty dress.
A
Adverb
B
Adjective

Slide 14 - Quizvraag

Name the 3 English articles

Slide 15 - Open vraag

Articles
The
Gebruik je als je specifiek verwijst naar iets die al eerder is benoemd in een zin. 
Bijv: Can you pass me the salt?
A
Gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker
Behalve by hour, euro, European, university, uniform
An
Gebruik je bij woorden die met een klinker beginnen
(A, E, I, O, U) : an apple
Of die lijken alsof ze met een klinker beginnen: an hour

Slide 16 - Tekstslide

What does the word "possesion" mean?

Slide 17 - Woordweb

Bezittelijke voornaamwoorden
Van mij:  
This is my car -> Dit is mijn auto / This car is mine -> deze auto is van mij.
Van jou: 
This is your car -> Dit is jouw auto / This car is yours -> Deze auto is van jou.
Van hem/haar:
This is his/her car -> Dit is zijn/haar auto/ This car is his/hers -> Deze auto is van hem/haar.
Van ons/hen:
This is our/their car -> Dit is onze/hun auto/ This car is ours/theirs -> Deze auto is van ons/van hen.

Slide 18 - Tekstslide

Which grammar item do you find the hardest?
Must
Gerund
Past SImple/Present Perfect
Adverbs/adjectives
Articles
Bezit

Slide 19 - Poll

Practise some more
Self-Test Unit 5 & 6
Pick  a total of 3 excercises from the Self-Test
!Must be grammar!
You can pick from both units!
Show me your work when you are done!!

Slide 20 - Tekstslide