p2w7 remediering D2 (2.1-2.5)

Pak methode, papier, rekenmachine
Telefoon in je tas
In week 10 nogmaals toets domein 2

Komende weken:  nabespreken van
- opdracht 1 t/m 3 (N3: paragraaf 2.1 t/m 2.5)
- opdracht 4 t/m  7 (N3: paragraaf 2.6 en 2.7)
- opdrachten 8 t/m 10 (N3: paragraaf 2.8 t/m 2.10)
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Pak methode, papier, rekenmachine
Telefoon in je tas
In week 10 nogmaals toets domein 2

Komende weken:  nabespreken van
- opdracht 1 t/m 3 (N3: paragraaf 2.1 t/m 2.5)
- opdracht 4 t/m  7 (N3: paragraaf 2.6 en 2.7)
- opdrachten 8 t/m 10 (N3: paragraaf 2.8 t/m 2.10)

Slide 1 - Tekstslide

Rondje: 
- laten zien huiswerk gemaakt/niet gemaakt. Wie in boek?
2.1 Loodrecht, evenwijdig en symmetrie
Al deze figuren, behalve het parallellogram, zijn spiegelsymmetrisch.
Een cirkel heeft oneindig veel symmetrielijnen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.1 Symmetrie
Een figuur dat na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch.
Let op: een figuur is niet draaisymmetrisch als het pas bij helemaal ronddraaien op zichtzelf terecht komt.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Boer Harmsen heeft een weiland.                32 m
          
                                 8 m



a. Hij wil een hek om het weiland plaatsen. omtrek/oppervlakte/inhoud ? Hoeveel meter is nodig?
b. Hij zaait extra gras. 1 pak graszaad is voor 7,5 m2. omtrek/oppervlakte/inhoud? Hoeveel pakken zijn kopen?

l


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Plattegronden
Bij plattegronden wordt ook vaker gebruik gemaakt van coördinaten. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.4 Vakken en coördinaten
Vakken en coördinaten worden gebruikt om een plaats nauwkeuriger aan te geven.
Vb: Vak A1, A2, A3, B1, B2, B3, C1, C2, C3.


In welk vak ligt HAARLEM?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schaal en schaallijn
Waarom worden er op plattegronden gebruik gemaakt van schaal en schaallijnen?

Wat betekent schaal 1 : 50 ?

Waar moet je op letten wanneer je rekent met schaal?


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schaallijn

Bij het rekenen met schaal moet je altijd met dezelfde eenheden rekenen.

1 : 100 betekent: 
1 cm op de tekening is 100 cm in werkelijkheid MAAR OOK
 1 mm is 100 mm in werkelijkheid

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke schaal hoort er bij deze schaallijn?
De schaallijn staat in cm.
A
1:200
B
1:1200
C
1:20000
D
200:1200

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De schaallijn is 2 cm lang.
Op welke schaal is de
kaart getekend?
A
1 : 75
B
1 : 150
C
1 : 7500 000
D
1 : 1 500 000

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Niveau 3-toets

• Vraag 2 e: Wat is de afstand van het viaduct tot de brug over de Zwartebrug in werkelijkheid? Ga uit van een afstand van 10 cm op de kaart
• Vraag 3C: antwoord = 5,32 liter
• Vraag 4B: antwoord = 230 cm2
 driehoek



Niveau 4-toets

• Vraag 1a: antwoord = prisma plus nog 4 andere antwoorden
• Vraag 1b: antwoord = rechthoek endriehoek
• Vraag 2c: LET OP: formule is voor een bal, niet voor halve bal
• Vraag 6b: antwoord = C = 125 m
 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag: opdr. 1 t/m 3
1. Maak ALLEEN nog eens de opdrachten van de toets  (max. 5 minuten)
2. Bespreek SAMEN de antwoorden na
3. Vraag medestudent of docent om hulp als jullie er samen niet uitkomen. 

KLAAR? Alle opdrachten 2.1 t/m 2.5 maken, daarna oefentoets

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HUISWERK
- Controleer of je alle opdrachten van 2.1 t/m 2.5 gemaakt hebt (in je boek!)
- Maak de oefentoets online

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies