BBL 24-25 Anatomie les 7 bewegingsapparaat

Het bewegingsapparaat
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
AnatomieMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Het bewegingsapparaat

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

De botten
  • Botvlies (periost), vlies om  de buitenzijde van het bot
  • Bevat zenuwen, bloedvaten en lymfe
  • Botweefsel:  compact en sponsachtig

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Gewrichtsbanden
Taken:
  • versterken het gewricht
  • beschermen het gewricht
  • houden het gewricht in evenwicht

Slide 9 - Tekstslide

Gewrichtsvormen
1) Rolgewricht
2) Kogelgewricht
3) Scharnier gewricht
4) Rolgewricht
5) Zadelgewricht

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kogelgewricht
• Meest beweeglijk 
• Kan bijna helemaal ronddraaien

Slide 12 - Tekstslide

Scharniergewricht
Beweging in 1 richting

-Elleboog
-Knie
-Vingers

Slide 13 - Tekstslide

Rolgewricht
Het rolgewricht kan naar
links en rechts draaien, 
zoals het gewricht 
tussen je spaakbeen en 
ellepijp

Slide 14 - Tekstslide

Zadelgewricht
Tussen middenhandsbeentje van de duim en de handwortel

Slide 15 - Tekstslide

Proeftoets

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

leuke spierweetjes...
  • Een mens heeft 639 spieren
  • kleinste spiertje zit in je oor
  • grootste spier is je bilspier
  • langste spier zit in je bovenbeen
  • sterkste spier is je tong
  • tijdens lopen gebruik je 200 spieren tegelijk
  • tijdens lachen gebruik je 20 spieren

Slide 21 - Tekstslide

Spieren wat weet je (al)?

Slide 22 - Woordweb

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Video

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Bloed bevat witte bloedcellen, rode bloedcellen en bloedplaatjes.
Welke functie hebben de rode bloedcellen?

A
Afweer
B
Transport van zuurstof
C
Bloedstolling
D
Transport opgeloste stoffen

Slide 35 - Quizvraag

De motorische zenuw brengt de impuls over op de spiervezels.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Glad spierweefsel werkt snel en is snel vermoeid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Waar worden rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes gemaakt?
A
In het hart
B
In het rode beenmerg
C
In de lever

Slide 38 - Quizvraag

Als een spier in omvang afneemt is er sprake van
A
Atonie
B
Atrofie
C
Hypotensie

Slide 39 - Quizvraag

Een pees is opgebouwd uit
A
Glad spierweefsel
B
Stevig bindweefsel
C
Dwarsgestreept spierweefsel
D
Vetweefsel

Slide 40 - Quizvraag

motorische zenuwcellen
A
Geleiden prikkels van hersenen naar spieren
B
Geleiden prikkels van spieren naar hersenen

Slide 41 - Quizvraag


Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 42 - Quizvraag

Contractie van spieren leidt altijd tot beweging
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Slide 44 - Link

Praktijk bewegingsanalyse
  • lees door  p 72
  • Verdeling in groepjes
  • Elk groepje krijgt de opdracht om :
  • 1. p 63/tm 71 (9)
  1. Benoem beweging (bij adductie) en oefening (bijv benen sluiten)
  2. Benoem gewricht (bijv heupgewricht)
  3. Benoem agonist (bijv adductoren)
  4. Benoem antagonist (bijv abductoren)


timer
3:00

Slide 45 - Tekstslide