2.3 Jaar 4

timer
20:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
economieVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

timer
20:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je nog? 

  • sparen
  • beleggen (obligatie & aandelen)
  • rente/interest
  • spaarmotieven

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Wat zijn leenmotieven en welke leenmotieven zijn er?
  • Wat zijn kredietkosten en hoe bereken je deze?
  • Welke kredietvormen bestaan bij de bank en winkels?
  • Wat is een hypothecaire lening?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leenmotieven
  • Je hebt een tijdelijk geldtekort. 
  • Je wilt een aankoop van een duurzaam consumptiegoed niet uitstellen, maar er nu van genieten. 
  • Je wilt een woning kopen  hypothecaire lening 
  • Om een onverwachte tegenvaller op te vangen. 

Slide 5 - Tekstslide

Kredietkosten
Kredietkosten= (aantal termijnen x termijnbedrag) –  lening 

Oefenopdracht: Je leent € 2000 en betaalt de lening terug in 36 maandelijkse termijnen van € 65. 


Slide 6 - Tekstslide

Uitwerking
Aantal termijnen = 36     termijnbedrag = € 65     lening = € 2000 
Kredietkosten = (36 x € 65) – 2000 = € 340 

Oftewel:           Je betaalde (36 x € 65) € 2340 
                             Je leende                            € 2000 – 
                                                                  ________________
                             Kredietkosten                   €   340 

Slide 7 - Tekstslide

Kredietvormen bij de bank:
Kredietvormen bij de bank: 
  1. Persoonlijke lening = betaalt in vaste termijnen aflossing + rente. 
  2. Doorlopend krediet = steeds opnieuw tot een maximumbedrag lenen (kredietlimiet). Per maand betaal je een bedrag terug. 
  3. Salariskrediet = afgesproken bedrag rood staan op betaalrekening. Afhankelijk van je salaris.
 Consumptief krediet = geldlening voor duurzaam consumptiegoed

Slide 8 - Tekstslide

Kopen op krediet 
Kredietvormen bij winkels en andere bedrijven:  
Koop op afbetaling = als het artikel is geleverd ben je meteen eigenaar. Aankoop betaal in je termijnen.  
Huurkoop = je betaalt in termijnen, maar wordt pas eigenaar na betaling van de laatste termijn.  
Lease = je huurt een product en betaalt een maandelijks bedrag.  

Slide 9 - Tekstslide

Hypothecaire lening
  • Het huis / stuk grond is onderpand. 
  •  Rente is laag omdat de bank minder risico loopt. 
  •  Lange looptijd, meestal 30 jaar. 
  •  Fiscale rente aftrek 

Slide 10 - Tekstslide

Instructie
  • Wat: Paragraaf 2.3 opdracht ... 
  • Hoe: Je maakt de opdrachten individueel.  
  • Hulp: Mocht je er niet uitkomen steek je even je vinger op en ik kom je helpen. 
  • Tijd: 20 minuten 
  • Uitkomst: Nakijken paragraaf 2.3 
  • Eerder klaar: Rekensommen hoofdstuk 1 & 2 oefenen.  
timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide