Oefentoets leesvaardigheid 3

Oefentoets leesvaardigheid
Deze oefentoets is een open-boektoets (Je mag dus je boek erbij houden). De vragen zullen daarom meer inzichtelijk van aard zijn, dan reproducerend. Probeer deze toets wel alleen te maken. Succes!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets leesvaardigheid
Deze oefentoets is een open-boektoets (Je mag dus je boek erbij houden). De vragen zullen daarom meer inzichtelijk van aard zijn, dan reproducerend. Probeer deze toets wel alleen te maken. Succes!

Slide 1 - Tekstslide

Leestekst 1
Je krijgt na een theorievraag, in 3 stukken een leestekst van 10 alinea's te zien met bijbehorende vragen. De toets bestaat uit 12 vragen, 18 dia's. Je kunt altijd heen en weer tussen dia's bewegen. Ook als je midden in het beantwoorden van een vraag zit. Klik telkens nadat je antwoord hebt gegeven de knop 'bewaren' in om je antwoord op te slaan.  

Slide 2 - Tekstslide

Hierna volgt de tekst 'Cito-toets maakt kinderen juist dom'. De tekst is in 3 stukken opgeknipt. De opdeling is willekeurig en zegt niets over de indeling: inleiding, middenstuk en slot. Na de tekst komen de vragen. Lees de tekst rustig door. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

2) Wat is het onderwerp van de tekst 1?
A
de cito-toets
B
de eenzijdige inrichting van het onderwijs
C
de ontwikkeling van meer technisch onderwijs
D
het verschil tussen leerlingen

Slide 7 - Quizvraag

Hieronder volgt de tekst in 3 delen
Let op: de tekst is in een 3-tal dia's geknipt. Dat is een willekeurige indeling en zegt niets over welke alinea's bijelkaar horen. Lees de tekst dus goed door voordat je een keuze maakt bij welke alinea('s) welk tussenkopje hoort.

Slide 8 - Tekstslide

3) Boven welke alinea past het tussenkopje 'Het moet anders?' - De tekst is na deze dia nogmaals te lezen.-
A
alinea 2
B
alinea 3
C
alinea 4
D
alinea 5

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

4) Boven welke alinea past het tussenkopje 'Andere beoordeling'
A
alinea 5
B
alinea 6
C
alinea 7
D
alinea 9

Slide 13 - Quizvraag

5) Wat betekent het woord 'diversiteit' in al. 4?
- We moeten de diversiteit van leerlingen erkennen en beseffen dat elk kind andere gaven en talenten heeft. -

Slide 14 - Open vraag

6) Wat betekent het woord 'rendement' in al. 9?
- Als de kwaliteit goed is, volgt het rendement vanzelf. -

Slide 15 - Open vraag

7) Na deze dia staat alinea 1, lees deze goed door.
Staan er in alinea 1 vooral feiten of meningen? Leg je antwoord uit. Maak volledige zinnen; let op je spelling.

Slide 16 - Open vraag

Slide 17 - Tekstslide

8) Na deze dia staat alinea 2, lees deze goed door. Waarvan zijn 'creativiteit, technisch inzicht en sportief talent' (al. 2) voorbeelden? Antwoord in een complete zin. Let op je spelling!

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

9) Wat is het argument bij de mening: 'Daarom vind ik dat ons onderwijs niet goed is ingericht voor de ontwikkeling van ieder talent.' (al. 3)? Alinea 3 volgt hierna.
A
We houden er te weinig rekening mee dat de samenleving ieder talent keihard nodig heeft
B
Bedrijven staan te springen om jonge werknemers die een vak hebben geleerd.
C
In de zorg is er nog steeds een grote vraag naar handen aan het bed, in plaats van naar 'hoofden'.
D
Er wordt geen argument bij dat standpunt gegeven.

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

10) 'Het toetsen van vaardigheden op scholen moet daarom veel breder.' (al. 6) Wat bedoelt de auteur daarmee?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

11) 'We willen namelijk op alle niveaus het belang van ambachtsonderwijs vergroten.' (al. 8). Bij welke mening is dit een argument? Geef een compleet antwoord; let op je spelling.

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

12) Wat is de hoofdgedachte van deze tekst (tekst 1)?
A
De Cito-toets is bepalend voor je verdere schoolloopbaan, maar geeft je wel een stempel; je bent goed of slecht op school.
B
De Cito-toets verdeelt kinderen in slimme, gemiddelde en domme leerlingen.
C
In het onderwijs moet minder nadruk worden gelegd op iemands zwakke vaardigheden.
D
Kinderen moeten op school niet alleen getoetst worden op taal en rekenen, maar ook op bijvoorbeeld creativiteit, technisch inzicht en sportief talent.

Slide 26 - Quizvraag

Waar dienen tekstverbanden voor?
A
Om samenhang tussen zinnen te geven.
B
Om samenhang tussen zinnen en woorden te geven.
C
Om samenhang tussen woorden, zinnen en alinea's te geven.

Slide 27 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een concluderend verband
A
Omdat, daarom, dus.
B
Dus, doordat, dankzij, kortom.
C
Dus, kortom, al met al
D
Al met al, kortom, daarom

Slide 28 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven een oorzakelijk verband aan?
A
Omdat, daarom, dus, doordat
B
Doordat, dus, dankzij, kortom.
C
Kortom, dus, dat komt door
D
Dat komt door, doordat, dus

Slide 29 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven een redengevend verband aan?
A
Omdat, daarom, want
B
Want, de reden hiervoor is, daarom
C
Daarom, dankzij, als gevolg van
D
Dus, daarom, doordat

Slide 30 - Quizvraag

Bij een samenvattend verband wordt een verkorte weergave van informatie uit de tekst gegeven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Welke signaalwoorden geven een doel-middelverband aan?
A
Opdat, kortom, samengevat.
B
Zodat, evenals, met behulp van.
C
Met behulp van, al met al, als
D
Door middel van, met behulp van, zodat.

Slide 32 - Quizvraag

Welke tekst is het meest betrouwbaar?
A
Artikel van een tandarts waarin hij een bepaalde tandpasta aanraadt
B
Artikel van een acteur waarin hij vertelt waarom je naar zijn film moet gaan
C
Artikel van Apple wat een betrouwbaar merk telefoon is
D
Artikel van Shell met advies over de beste benzine

Slide 33 - Quizvraag

Welke tekst is het meest betrouwbaar?
A
Artikel op Wikipedia
B
Bericht op Instagram
C
Artikel op de website van de Universiteit van Utrecht
D
Artikel op Boosopdeminister.nl

Slide 34 - Quizvraag

Welk verband?
We gaan naar de bioscoop, tenzij ik geen geld heb.
A
Concluderend
B
Voorwaardelijk
C
Vergelijkend
D
Redengevend

Slide 35 - Quizvraag

Lees onderstaande tekst. Welk tekstdoel heeft deze? Beantwoord de vraag op de volgende slide.

Slide 36 - Tekstslide

Welk tekstdoel?
De tekst: "Salaris inleveren"
A
Amuserend
B
Overtuigend
C
Informerend
D
Activerend

Slide 37 - Quizvraag

Welk tekstdoel?
Een uitnodiging om naar de opening van een tentoonstelling in het Van Goghmuseum te komen.
A
Amuserend
B
Overtuigend
C
Informerend
D
Activerend

Slide 38 - Quizvraag

Welk tekstdoel?
Een bericht op Instagram over de datum waarop de nieuwste hit van Sam Smith uitkomt.
A
Amuserend
B
Overtuigend
C
Informerend
D
Activerend

Slide 39 - Quizvraag

Lees onderstaande tekst. Wat is het onderwerp? Beantwoord de vraag op de volgende slide.

Slide 40 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst "Vrouwen in Afghanistan rebelleren tegen een bestaan in de marge"?

Slide 41 - Open vraag

einde van deze leestoets

Slide 42 - Tekstslide