Les 5 Hard en zacht geluid

Hoofdstuk 8 Geluid
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 8 Geluid

Slide 1 - Tekstslide

herhaling Leerdoelen
Paragraaf 3: Hoog en laag geluid





9.3.1 Je kunt het verband leggen tussen toonhoogte en frequentie.
9.3.2 Je kunt de toonhoogte in verband brengen met de lengte en de dikte van een snaar en met de spankracht in de snaar.
9.3.3 Je kunt het frequentiebereik van het menselijk gehoor benoemen.
9.3.4 Je kunt de functie van een toongenerator en een oscilloscoop beschrijven.
9.3.5 Je kunt op een beeld van een oscilloscoop hoge en lage tonen van elkaar onderscheiden.

Slide 2 - Tekstslide

nakijken huiswerk


Opdracht 1 tot en met 22


Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
Paragraaf 5: Hard en zacht geluid

9.4.1 Je kunt beschrijven wat geluidssterkte is.
9.4.2 Je kunt op een beeld van een oscilloscoop zachte en harde geluiden van elkaar onderscheiden.
9.4.3 Je kunt het verschil uitleggen tussen dB en dB(A).
9.4.4 Je kunt geluidssterkte meten met een geluidssterktemeter.
9.4.5 Je kunt de pijngrens en de gehoordrempel beschrijven.
9.4.6 Je kunt beschrijven wat gehoorschade is en hoe je je hiertegen kunt beschermen.

Slide 4 - Tekstslide

Frequentie
De toonhoogte van een geluid hangt af van het aantal trillingen per seconde. 

Bij een snelle beweging zijn er veel trillingen per seconde. Je hoort dan een hoge toon.

 Het aantal trillingen per seconde noem je de frequentie. 

Bij een grote frequentie heb je een hoge toon.

Slide 5 - Tekstslide

Frequentie
Bij muziek worden de tonen aangegeven met letters. 
Zo geeft de tweede snaar van een gitaar de toon A. 
Toon A heeft een frequentie van 440 trillingen per seconde.
1 trilling per seconde noem je 1 hertz.
Je zegt dan: toon A heeft een frequentie van 440 hertz.
Hertz kun je afkorten met Hz. 440 hertz wordt dan 440 Hz.

Slide 6 - Tekstslide

geluidssterkte
Het aantal golfen geeft de frequentie aan maar de hoogte geeft de geluidsterkte aan.

Je noemt geluidssterkte ook wel geluidsniveau of geluidsvolume.


Bij een grote geluidssterkte is het geluid hard. Bij een kleine geluidssterkte is het geluid zacht.

Slide 7 - Tekstslide

Geluidsterkte

Slide 8 - Tekstslide

Decibel
De geluidssterkte meet je in de eenheid decibel.

De afkorting van decibel is dB.

10 dB is heel zacht
110 dB is heel hard

Slide 9 - Tekstslide

Decibel
Geluidssterkte meet je met een geluidssterktemeter of decibelmeter.

De geluidssterkte van hoge en lage tonen lijkt voor mensen kleiner (het geluid klinkt zachter). Daarom heeft een geluidssterktemeter vaak een filter. Door dat filter wordt het geluid voor hoge en lage tonen verzwakt. 

Zo’n filter heet een A-filter.
 Schakel je het A-filter in, dan meet je de geluidssterkte in dB(A). 

De geluidssterkte in dB(A) geeft aan hoe hard het geluid voor mensen lijkt.


Slide 10 - Tekstslide

De geluidssterkte in dB is de echte geluidssterkte.
De geluidssterkte in dB(A) is hoe hard het geluid voor mensen lijkt.
 Een korte, dunne gitaarsnaar trilt snel. Als je deze snaar aanslaat, hoor je een hoge toon. 

Bij een hoge toon trilt de snaar snel.

 Een lange, dikke gitaarsnaar trilt langzamer. De toon van deze snaar is lager.

Als je een gitaar een tijdje niet hebt gebruikt, klinken de snaren vals. Dat komt doordat de snaren niet meer strak genoeg gespannen zijn. Je moet de snaren van de gitaar dan stemmen.


Slide 11 - Tekstslide

Lo is de schaal die van 40 tot 80 dB gaat. Dat is de bovenste schaal van de meter.
Hi is de schaal die van 80 tot 120 dB gaat. Dat is de onderste schaal van de meter.
 Een korte, dunne gitaarsnaar trilt snel. Als je deze snaar aanslaat, hoor je een hoge toon. 

Bij een hoge toon trilt de snaar snel.

 Een lange, dikke gitaarsnaar trilt langzamer. De toon van deze snaar is lager.

Als je een gitaar een tijdje niet hebt gebruikt, klinken de snaren vals. Dat komt doordat de snaren niet meer strak genoeg gespannen zijn. Je moet de snaren van de gitaar dan stemmen.


Slide 12 - Tekstslide

Gehoordrempel
De kleinste geluidssterkte die je kunt horen, noem je de gehoordrempel.
 
De groene lijn is de gehoordrempel.

De rode lijn is de pijngrens.

Geluid dat boven de pijngrens ligt, doet pijn aan je oren. De pijngrens is ook niet voor alle frequenties hetzelfde.

Slide 13 - Tekstslide

gehoorschade
Bij geluid boven 140 dB loop je direct gehoorschade op.
Ook als je lang naar geluid boven de 80 dB luistert, kun je gehoorschade krijgen. Gehoorschade gaat nooit meer over.

Om je gehoorschade te voorkomen kan je gehoorbeschermers gebruiken denk aan oordopjes maar ook aan oorkappen.

In BINAS tabel 21 Gehoorgevoeligheid kun je opzoeken hoe schadelijk verschillende geluiden zijn voor je gehoor. In BINAS tabel 23 Maximale blootstellingsduur vind je hoelang je veilig naar een bepaalde geluidssterkte kunt luisteren.
Hoe ouder je wordt, hoe minder goed je gaat horen. Dat noem je gehoorverlies. Oudere mensen kunnen vooral grote frequenties minder goed horen. In BINAS tabel 22 Veroudering gehoorgevoeligheid staat hoe de gevoeligheid van het oor afneemt als je ouder wordt.





Slide 14 - Tekstslide

Binas

In BINAS tabel 21 Gehoorgevoeligheid kun je opzoeken hoe schadelijk verschillende geluiden zijn voor je gehoor. 



Slide 15 - Tekstslide

Binas

In BINAS tabel 23 Maximale blootstellingsduur vind je hoelang je veilig naar een bepaalde geluidssterkte kunt luisteren.





Slide 16 - Tekstslide

Binas
Hoe ouder je wordt, hoe minder goed je gaat horen. Dat noem je gehoorverlies. Oudere mensen kunnen vooral grote frequenties minder goed horen. In BINAS tabel 22 Veroudering gehoorgevoeligheid staat hoe de gevoeligheid van het oor afneemt als je ouder wordt.





Slide 17 - Tekstslide

huiswerk


Opdracht 1 tot en met 29


Slide 18 - Tekstslide