Geluid

Welkom bij Nask

Klas 4

Onderwerp: Geluid
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nask

Klas 4

Onderwerp: Geluid

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geluid?
Geluid is een trilling

Geluidsbronnen zorgen dat de lucht gaat trillen.
De trllling gaat door de lucht naar jou oren.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe komt geluid in je oor?
Er zijn 3 dingen nodig om geluid te horen:
  1. Een geluidsbron
  2. Een tussenstof
  3. Een ontvanger

Slide 3 - Tekstslide

1. Geluidsbron
Dit maakt de trillingen
  • Stembanden
  • Muziekinstrumenten
  • Bel
  • Luidspreker / Speaker 

In een luidspreker zit een conus. Dit is een plaatje dat trilt. 

Slide 4 - Tekstslide

2. Tussenstof
Waar de trilling doorheen kan.
  • Lucht
  • Water
  • Metalen

Sommige tussenstoffen houden geluid ook tegen: Isolators
  • Ramen, muren, piepschuim, oordoppen

Slide 5 - Tekstslide

3. Ontvanger
Waar de trilling eindigt. 
  • Microfoon
  • Je oor


Slide 6 - Tekstslide

Hoe versterk je geluid?
Zonder elektriciteit -> Klankkast


Met elektriciteit -> Versterker + Luidspreker

Slide 7 - Tekstslide

Hoe versterk je je stem?
Hard praten is niet goed voor je stem

Je gebruikt een microfoon + versterker + luidspreker
Dit samen noem je een geluidsinstallatie

Slide 8 - Tekstslide

Welke 3 dingen heb je nodig om geluid te horen?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een microfoon?
A
Een geluidsbron
B
Een tussenstof
C
Een ontvanger

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt?

Zonder tussenstof ....
A
Is het geluid sneller bij je oor
B
Is er ook geen geluidsbron
C
Komt het geluid nooit bij je oor
D
hoor je gewoon geluid

Slide 11 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je meer tussenstoffen gebruikt?
A
Dan wordt het geluid harder
B
Dan wordt het geluid zachter
C
Dan gaat het geluid sneller
D
Dan hoor je het beter

Slide 12 - Quizvraag

Welk instrument heeft GEEN klankkast?
A
Piano
B
Gitaar
C
Viool
D
Trompet

Slide 13 - Quizvraag

Hoe hard klinkt geluid?
Geluidssterkte noem je vaak het volume.

De geluidssterkte meet je in decibel (dB).


Geluidssterkte meet je met een decibelmeter.

Slide 14 - Tekstslide

Gehoorschade
Boven de 140 dB krijg je 
direct gehoorschade

Boven de 90 dB kan je gehoor 
langzaam beschadigen als je er
bijvoorbeeld jaren mee 
moet werken.  

Slide 15 - Tekstslide

Hoe verminder je geluidsoverlast?
Geluid verminderen    -   Geluid weerkaatsen    -   Geluid isoleren

Slide 16 - Tekstslide

Wat is frequentie?
Geluid komt door een voorwerp dat gaat trillen.

Het aantal trilling in één seconde = Frequentie
De eenheid is Hertz (Hz)

Hoe sneller iets trilt, hoe hoger de frequentie. 
Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon klinkt.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe verander je de toonhoogte?
1. Snaarinstrumenten


Slide 18 - Tekstslide

Dichte piano
Open piano

Slide 19 - Tekstslide

Waarmee meet je de geluidssterkte?

Slide 20 - Open vraag

Wanneer krijg je direct gehoorschade?
A
90 dB
B
60 dB
C
130 dB
D
140 dB

Slide 21 - Quizvraag

Noem 2 manieren hoe je geluidsoverlast kan verminderen.

Slide 22 - Open vraag

Een gitaarsnaar trilt 2400 keer in 20 seconden. Hoe groot is de frequentie?

A
2400 Hz
B
240 Hz
C
120 Hz
D
20 Hz

Slide 23 - Quizvraag

Een ukulele is een gitaar met korte snaren. Hiermee maak je vooral
A
hoge tonen
B
lage tonen

Slide 24 - Quizvraag

Als je bij een blokfluit alle gaatjes dicht maakt, hoor je een
A
hoge toon
B
lage toon

Slide 25 - Quizvraag

Welke tonen kun jij horen?
Ondergrens
De laagste toon die een mens kan horen is 20 Hz

Bovengrens
De hoogste toon die een mens kan horen is 20.000 Hz
Hoe ouder je wordt, hoe lager de bovengrens.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Kun je met geluid ook zien?
Echo = Geluid dat wordt teruggekaatst.

Sonar = Zien met behulp van hele hoge geluidssignalen

Slide 28 - Tekstslide

Hoe kun je geluid zien?
Een DJ kan zien hoe hard 
alle verschillende tonen staan.


Met een oscilloscoop + microfoon 
kun je trillingen laten zien. 


Slide 29 - Tekstslide

Geluidssterkte (dB) zien
Hoge golven (I) = Hard geluid
Lage golven (II) = Zacht geluid

Slide 30 - Tekstslide

Frequentie (Hz) zien
Weinig golven (I) = Lage toon
Veel golven (II) = Hoge toon

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat is de laagste frequentie die de mens kan horen?
A
2 Hz
B
20 Hz
C
200 Hz
D
20000 Hz

Slide 33 - Quizvraag

Vul in: Als je ouder wordt, kun je .... tonen steeds slechter horen.
A
harde
B
zachte
C
lage
D
hoge

Slide 34 - Quizvraag

Hoe ziet een hoge zachte toon eruit?
A
Veel hoge golven
B
Weinig hoge golven
C
Veel lage golven
D
Weinig lage golven

Slide 35 - Quizvraag

Hoe bereken je de frequentie?
Op de oscilloscoop zie je 1 trilling.
Een vakje = 1 ms = 0,001 s

De trilling duurt 10 vakjes, dus
10 x 0,001 s = 0,01 s

Dat is de tijd van 1 trilling = Trillingstijd

Slide 36 - Tekstslide

Hoe bereken je de frequentie?
De trillingstijd is 0,01 s.
Hoeveel trillingen passen er dan 
binnen één hele seconde?

Frequentie = 1 : Trillingstijd

Frequentie = 1 : 0,01
Frequentie = 100 Hz

Slide 37 - Tekstslide

Hoe bereken je de trillingstijd?

Slide 38 - Tekstslide