Week 44 Schrijven HAVO 3

SCHRIJFVAARDIGHEID
HAVO 3
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

SCHRIJFVAARDIGHEID
HAVO 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat doet een tekstschrijver meestal in de inleiding?
hint
Er zijn twee belangrijke functies van de inleiding.
A
het onderwerp introduceren
B
standpunt onderbouwen
C
de aanleiding introduceren
D
aandacht van de lezer trekken

Slide 2 - Quizvraag

En wat staat er meestal in het slot?
hint
De belangrijkste onderdelen voor jou als lezer om te weten.
A
een aanbeveling en een uitsmijter
B
een conclusie en een uitsmijter
C
een conclusie en een samenvatting
D
de schrijver herhaalt het standpunt

Slide 3 - Quizvraag

functies inleiding en slot
Inderdaad, inleiding en/of slot moeten het standpunt bevatten. De onderbouwing staat in de kern. Dit kunnen argumenten zijn, oorzaken, oplossingen, verklaringen, enz.
Lees nu alinea 1 t/m 3 van een artikel over pandemieën -->

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Welke structuur verwacht je na het lezen van deze inleiding?
A
verleden- heden
B
verschijnsel - verklaring
C
verleden-heden-toekomst
D
probleem - oplossing

Slide 6 - Quizvraag

lastig in te schatten ...
  • de schrijver keek inderdaad naar het verleden
  • het is te verwachten dat we naar de toekomst kijken bij dit onderwerp
  • en het is een probleem waarvoor we nu een oplossing lijken te hebben middels een vaccin
maar toch verklaart de schrijver hier een verschijnsel aan de hand van vroegere epidemieën ... lees maar mee -->

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Lees zo meteen de tekst 'Lachgas verslavender dan gedacht'. Daarna volgen deze quizvragen:

1. welke functies heeft de inleiding (alinea 1 t/m 3)?
2. welke structuur heeft deze tekst?






3. Hoe onderbouwt de schrijver het standpunt?
4. welke conclusie trekt de schrijver in het slot?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Link

Welke functies heeft de inleiding?
A
introductie onderwerp, voorbeeld en standpunt
B
introductie onderwerp en standpunt
C
introductie onderwerp, belang voor de lezer
D
standpunt en voorbeeld

Slide 11 - Quizvraag

Welke structuur kent deze tekst?
A
probleem - oplossing
B
verschijnsel - verklaring
C
standpunt - argumenten
D
verleden - heden - toekomst

Slide 12 - Quizvraag

Hoe onderbouwt de schrijver het standpunt?
A
door oorzaken te analyseren
B
door voorbeelden te geven
C
door deskundigen aan het woord te laten
D
door argumenten te geven

Slide 13 - Quizvraag

Welke conclusie trekt de schrijver in het slot?
A
Men denkt dat het een onschuldige drug is
B
Er moet voorlichting op scholen komen
C
Ouders hebben een verkeerd beeld
D
We zijn overvallen door de snelle ontwikkelingen

Slide 14 - Quizvraag

Welke oplossing wordt er geadviseerd?
A
Meer onderzoek doen
B
Lachgas verbieden
C
Meer voorlichting geven
D
Meer aan preventie doen

Slide 15 - Quizvraag

dit signaal- of functiewoord kondigt een conclusie aan
daarom
los daarvan is
nu ook al
bijvoorbeeld

Slide 16 - Sleepvraag

Dit signaal- of functiewoord kondigt een opsomming aan
daarom
los daarvan is 
nu ook al
bijvoorbeeld

Slide 17 - Sleepvraag

Tekststructuren
Argumentatiestructuur 
Aspectenstructuur 
Verklaringsstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 18 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
  • Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin" 

Slide 19 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 20 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen// nadelen
  • Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 21 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?" 

Slide 22 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 23 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 24 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 25 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
Argumentatiestructuur
Aspectenstructuur
Vraag-antwoordstructuur
Voor- en nadelenstructuur 

Slide 26 - Tekstslide

De opbouw van een tekst
  • Een goede tekst bestaat uit een inleiding, middenstuk en slot;

  • Alinea's worden met elkaar verbonden door overgangszinnen, signaalwoorden, verwijswoorden;

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een uiteenzetting?
Een uiteenzetting is een tekst waarmee je iemand anders over iets informeert. Het is een objectieve tekst waarmee je feiten en uitleg geeft over een onderwerp. In een uiteenzetting geef je niet je mening. Je geeft feiten die waar en controleerbaar zijn.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Voordat je gaat schrijven...
  • Je hebt een onderwerp;
  • Je bepaalt de hoofdgedachte van je tekst;
  • Dit is het belangrijkste wat je wilt vertellen in één zin;
  • Je hebt de deelonderwerpen bepaald;
  • Je weet dat een goede tekst bestaat uit een inleiding, een middenstuk en een slot;
  • Die gaan we nu bespreken:

Slide 30 - Tekstslide

inleiding

Doel van de inleiding:

De lezer nieuwsgierig maken én je onderwerp introduceren


Voorbeelden:


  • Stel een vraag (die je in het middenstuk gaat beantwoorden);
  • Introduceer een verschijnsel (dat je in het middenstuk gaat verklaren);
  • Introduceer een probleem (en geef in het middenstuk oplossingen);

Slide 31 - Tekstslide

Het middenstuk
  • In het middenstuk geef je de informatie over je onderwerp;
  • Elke alinea behandelt een deelonderwerp;
  • Zorg dat de alinea's met elkaar verbonden worden;

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

De alinea's van het middenstuk
  • Elke alinea heeft een deelonderwerp;
  • Elke alinea heeft een kernzin;
  • In de rest van de alinea geef je toelichting bij de kernzin;



Slide 34 - Tekstslide

LET OP! In een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door!

WELKE ALINEA IS OP DE JUISTE MANIER GESCHREVEN?


Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur.

IJskappen smelten en woestijnen rukken op.

Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.

In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genieg tijd zich aan te passen.

_________________________________________________________________________

Klimaatverandering is een van de grootste bedreigingen voor de natuur. IJskappen smelten en woestijnen rukken op. Het zeeniveau is de afgelopen honderd jaar vijfentwintig centimeter gestegen.  In sommige gebieden hebben planten en dieren niet genoeg tijd zich aan te passen.


Slide 35 - Tekstslide

Het slot

Voorbeelden:

  • samenvatting
  • conclusie
  • antwoord op vraag


  • gebruik signaalwoorden als  kortom / daarom / al met al / dus



Slide 36 - Tekstslide

Het bouwplan

Wat hebben we nu:


  • een onderwerp
  • deelonderwerpen
  • informatie over het onderwerp


  • Voor je een tekst gaat schrijven, maak je een BOUWPLAN;
  • Dit is letterlijk een plan over hoe je de tekst gaat schrijven;

Slide 37 - Tekstslide

Het bouwplan
  • Jullie krijgen van de docent een bouwplan;
  • De docent legt uit hoe je het bouwplan in moet vullen;


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video