Glucose + Zuurstof → Energie + Water + Koolstofdioxide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Voedingsmiddelen
Voedingsmiddelen zijn alles wat je eet en drinkt.
Plantaardige voedingsmiddelen zijn afkomstig van planten (groente, fruit, rijst)
Dierlijke voedingsmiddelen zijn afkomstig van dieren (vlees, melk, boter, ei)
Vegetarisch: dan eet je geen dieren.
Veganistisch: dan eet je ook geen eieren of kaas.
Slide 27 - Tekstslide
Voedingsstoffen
Voedingsstoffen: zijn stoffen uit je voeding die het lichaam nodig heeft om te kunnen groeien, bewegen en gezond te houden.
Slide 28 - Tekstslide
H3 - Dieren in beweging
Ik benoem verbanden tussen vorm, bouw en leefwijze van organismen en de omgeving waarin deze organismen leven.
Ik leg uit hoe en dieren zijn aangepast aan de manier van bewegen.
Slide 29 - Tekstslide
Bouw, Vorm & Leefwijze van Dieren
Dieren hebben een skelet voor stevigheid en beweging.
Inwendig skelet → bijv. mens, kat, walvis
Exoskelet → bijv. insect, kreeft
Vorm van het skelet is aangepast aan functie:
Mol: graaft → korte, sterke poten
Vleermuis: vliegt → vleugels van lange vingers
Walvis: zwemt → brede vinnen
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Video
Hoe bewegen dieren? Zool-, Teen- en Topgangers
Zoolganger (mens, beer): hele voet op de grond → stabiel; goed voor klimmen, staan, dragen
Teenganger (kat, hond): op tenen → snel en stil; handig bij jagen
Topganger (paard, hert): op teenpunten → heel snel; geschikt voor vluchten op open vlaktes
Slide 32 - Tekstslide
H4 - Snelheid
Ik beschrijf het verschil tussen de eenparige (constante) en versnelde of vertraagde beweging met behulp van een st diagram.
Ik bereken de gemiddelde snelheid bij een gegeven afstand en tijdsduur (vgem= s/t).
Ik kan vertellen wat er invloed heeft op de reactietijd.
Ik kan de stopafstand berekenen door reactieafstand + remweg te doen.
Ik beschrijf de veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van letsel in het verkeer (valhelm, autogordels, veiligheidskooi, kreukelzone, airbag, hoofdsteunen).
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Video
Wat is snelheid?
Snelheid is de afstand die je aflegt per tijdseenheid.
Formule:
Snelheid (v) = Afstand (s) / Tijd (t)
Let op: een snelheid moet altijd met een eenheid worden geschreven, zoals m/s of km/h.
Slide 35 - Tekstslide
Omrekenen tussen m/s en km/h
Soms moet je snelheden omrekenen. Daarvoor gebruik je:
m/s → km/h = x 3,6
km/h → m/s = / 3,6
Voorbeeld:
12 m/s = 12 x 3,6 = 43,2 km/h
90 km/h = 90 / 3,6 = 25 m/s
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Video
Gemiddelde snelheid
De gemiddelde snelheid is handig als je onderweg verschillende snelheden hebt. Je berekent het zo:
Gemiddelde snelheid (vgem) = Totale afstand (s) / Totale tijd (t)
Voorbeeld:
Je fietst 6 km in 0,5 uur →
Gemiddelde snelheid = 6 / 0,5 = 12 km/h
Slide 38 - Tekstslide
Versnellen
Versnelde beweging
Eenparige (constante) beweging
Vertraagde beweging
Slide 39 - Tekstslide
Versnellen
Hoe steiler, hoe sneller
Slide 40 - Tekstslide
Reactieafstand – Hoe snel reageer jij?
Reactietijd
De tijd tussen het moment dat je iets ziet en het moment dat je begint te remmen.
Tijdens die seconde blijf je gewoon met dezelfde snelheid rijden!
Reactieafstand
De afstand die je in die reactietijd aflegt.
Wordt beïnvloed door: leeftijd, alcohol, drugs, medicijnen, afleiding.
Slide 41 - Tekstslide
Remweg – Hoe lang duurt remmen echt?
Remweg
Begint zodra je op de rem trapt, tot je écht stilstaat.
Hoe harder je rijdt, hoe langer het duurt om te stoppen.
Beïnvloed door: snelheid, remkracht, wegdek, banden, voertuiggewicht, het weer.
Slide 42 - Tekstslide
Stopafstand – Alles bij elkaar
Stopafstand = Reactieafstand + Remweg
Slide 43 - Tekstslide
H5 - Kracht en beweging
Ik beschrijf het verschil tussen massa, zwaartekracht en gewicht.
Ik beschrijf soorten krachten zoals zwaartekracht, wrijvingskracht, trek en drukkracht en normaalkracht.
Ik kan de nettokracht berekenen en op de juiste manier tekenen in verschillende situaties.
Ik laat zien dat een kracht nodig is voor een verandering van snelheid en richting van een voorwerp en dat er een even grote tegenkracht nodig is om die verandering tegen te gaan.
Slide 44 - Tekstslide
Slide 45 - Video
Wat is een kracht?
Een kracht is een natuurkundige grootheid die een voorwerp van vorm, richting of van snelheid kan doen veranderen.
Een kracht zelf zie je niet.
De uitwerking ervan wel!
Het symbool voor kracht is F
Je hebt krachten nodig om te kunnen bewegen.
Slide 46 - Tekstslide
Soorten krachten
Slide 47 - Tekstslide
Massa, Zwaartekracht en Gewicht
Massa = Hoeveelheid stof (kg)
Altijd hetzelfde, ook in de ruimte.
Zwaartekracht (Fz) = Kracht waarmee de aarde aantrekt
Formule: Fz = m * g (g = 9,81 m/s2)
Gewicht = De kracht die een voorwerp op een ondergrond uitoefent
In de ruimte: wel massa, geen gewicht
Voorbeeld: Massa = 70 kg → Fz = 70 * 9,81 = 686,7 N
Slide 48 - Tekstslide
Krachten tekenen
De pijlpunt geeft de richting aan waarin de kracht werkt. Zwaartekracht werkt altijd loodrecht naar beneden
De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
Het aangrijpingspunt, het beginpunt van de pijl geeft aan van waaruit de kracht werkt.
Slide 49 - Tekstslide
Nettokracht en Beweging
Nettokracht = Som van alle krachten op een voorwerp
Krachten in dezelfde richting → optellen
Krachten in tegengestelde richting → aftrekken
Gevolgen:
Nettokracht = 0 → Constante snelheid of stilstand
Nettokracht > 0 (mee) → Versnellen
Nettokracht > 0 (tegen) → Vertragen
Voorbeeld: Spierkracht 200 N – weerstand 150 N = nettrokracht 50 N vooruit
Slide 50 - Tekstslide
Sommige krachten werken mee.. anderen werken tegen..