Schreiben

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Schrijfopdrachten ter voorbereiding

1. recensie
Een recensie is een beoordeling.

Slide 3 - Tekstslide

(schrijf)fouten in de recensie

Slide 4 - Tekstslide

Waarom past deze zin niet in een recensie:
Ich habe diese Anzeige gelesen.

Slide 5 - Open vraag

Wat is juist?
mit d___ ganz___ Familie (v)
A
mit die ganze Familie
B
mit den ganzen Familie
C
mit der ganzen Familie
D
mit die ganzen Familie

Slide 6 - Quizvraag

Wat is juist?
Das Zimmer hat ein____ Balkon (m)
A
ein
B
einer
C
einem
D
einen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is juist?
Man kann gemütlich auf d___ Terasse (v) sitzen
A
die
B
der
C
dem
D
den

Slide 8 - Quizvraag

Wat is juist?
Mein___ Ziel (o) ist
A
mein Ziel ist
B
meines Ziel ist
C
meine Ziel ist
D
meinem Ziel ist

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
______ ein___ Hotel (o)gehen
A
nach einem Hotel
B
zu einem Hotel
C
nach ein Hotel
D
zu ein Hotel

Slide 10 - Quizvraag

Berlin
A
nach
B
zu
C
ins
D
in

Slide 11 - Quizvraag

Deutschland
A
nach
B
zu
C
ins
D
in

Slide 12 - Quizvraag

zu
  • bij personen
  • bij zaken
Zu heeft altijd naamval 3:
zum / zu dem Opa (m) , zum Hauptbahmhof (m)
zur / zu der Oma (v), zur Bushaltestelle (v)
zum / zu dem Kind (0) , zum Rathaus (o)
zu den Eltern (mv), zu den Häusern (mv)

Slide 13 - Tekstslide

in ( waar je zu verwacht)
vaste combinaties
in die Disko gehen
in die Kirche gehen
in die Schule gehen
Ins Museum (o) gehen
( De nadruk ligt niet op het erheen gaan, maar op het in het gebouw zijn)

Slide 14 - Tekstslide

Kino
( om een film te zien)
A
nach
B
zu
C
ins
D
in

Slide 15 - Quizvraag


Stadion (o)
A
nach
B
zum
C
ins
D
in

Slide 16 - Quizvraag


die Maladiven
A
nach
B
zum
C
ins
D
in

Slide 17 - Quizvraag

Bushaltestelle (v)
A
nach
B
zum
C
zur
D
in die

Slide 18 - Quizvraag

Klassenlehrer
A
nach
B
zum
C
zur
D
in die

Slide 19 - Quizvraag

De opsomming

Slide 20 - Tekstslide

Beispiel
Im Zimmer gab es (+4) eine Minibar (v), einen  Schreibtisch, und ein bequemes Bett (o)

Slide 21 - Tekstslide

Vertaal:
ik woon met mijn ouders (Eltern) en zus ( Schwester)

Slide 22 - Open vraag

er is/ er zijn
es gibt
es gab 

+ naamval 4

Slide 23 - Tekstslide

Es gibt ein......Problem(o)
A
einem
B
eins
C
einen
D
ein

Slide 24 - Quizvraag

Es gibt hier kein... Pflanzen(mv).
A
kein
B
keine
C
keiner

Slide 25 - Quizvraag