Chapitre 3 - vouloir - pouvoir
1 / 19
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Ik wil
jij wilt
Hij wil
Wij willen
jullie willen
u wilt
zij willen
... voulons
... voulez
tu veux
... veut
... veulent
je veux
Slide 8 - Sleepvraag
pouvoir betekent mogen en kunnen
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
je (kunnen)
A
peu
B
peut
C
peux
Slide 10 - Quizvraag
nous (willen)
A
pouvons
B
voulons
C
pouvez
D
voulez
Slide 11 - Quizvraag
tu (kunnen)
A
peu
B
peux
C
peut
Slide 12 - Quizvraag
ils (willen)
A
pouvent
B
peuvont
C
pouvez
D
peuvent
Slide 13 - Quizvraag
ik wil een ijsje eten
A
Je veux manger une glace
B
Je veut manger une glace
C
Je peux manger une glace
D
Je peut manger une glace
Slide 14 - Quizvraag
U mag een broek kopen
A
Vous voulez acheter un pantalon
B
Vous voulez un pantalon acheter
C
Vous pouvez acheter un pantalon
D
Vous pouvez un pantalon acheter
Slide 15 - Quizvraag
wij kunnen
A
nous voulons
B
vous voulez
C
nous pouvons
D
vous pouvez
Slide 16 - Quizvraag
on veut
A
jij wilt
B
wij willen
C
zij wil
D
jullie willen
