Les 3 Wie wonen er in Nederland

Les 3 'Verhuizingen'
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 3 'Verhuizingen'

Slide 1 - Tekstslide

In de Randstad wonen veel mensen.
Dit noemen we ook wel een gebied met een hoge ...
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsconcentratie
C
Bevolkingsspreiding
D
Natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 2 - Quizvraag

Welke factor heeft geen invloed op de natuurlijke bevolkingsgroei?
A
Verhuizingen
B
Geboortes
C
Sterfte

Slide 3 - Quizvraag

Hoe noemen we het fenomeen dat er steeds meer ouderen in een land komen?
A
Ontgroening
B
Veroudering
C
De AOW
D
Vergrijzing

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noemen we het fenomeen dat er steeds minder jongeren komen in de samenleving?
A
Verjonging
B
Ontgroening
C
Veroudering
D
Jeugd

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen

doel 1: De leerling kent het verschil tussen een immigrant en een emigrant.
doel 2: De leerling kan zowel een afstotingsfactor als een aantrekkingsfactor noemen.
doel 3: De leerling kent het verschil tussen een vertrekoverschot en een vestigingsoverschot.
doel 4: De leerling kan uitleggen wat een arbeidsmigrant is.

Slide 6 - Tekstslide

Verhuizen

Verhuizen= veel gedoe
Nieuwe omgeving
nieuwe school
verenigingen
vrienden en werk

Slide 7 - Tekstslide

Soorten Migratie

Migratie=Het verhuizen naar een andere woonplaats
Migranten
Immigrant= naar NL
Emigrant= vertrekt uit NL

Slide 8 - Tekstslide

Waarom verhuizen

Werk
Veiligheid
Vervolgingen
Liefde
Mooier wonen

Slide 9 - Tekstslide

Twee soorten redenen

1. Vertrekredenen
2. Vestigingsredenen

Slide 10 - Tekstslide

Vertrekredenen

Redenen om weg te gaan
Waar je weggaat

Slide 11 - Tekstslide

Vestigingsredenen

Redenen om juist hier te wonen
Waarom hier wel wonen?
Vaak spelen beide redenen een rol

Slide 12 - Tekstslide

Naar NL

Twee factoren
1. Afstotingsfactor
2. Aantrekkingsfactor

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld

Maryam 15 jaar
Tijdschrift vader
Iraanse regering

Slide 14 - Tekstslide

Afstotingsfactor

Redenen om weg te gaan
Voorbeeld:
Angst voor regering
Onveiligheid

Slide 15 - Tekstslide

Aantrekkingsfactor

Redenen om op nieuwe plek wel te wonen
Voorbeeld:
Vrijheid van meningsuiting
Veiligheid

Slide 16 - Tekstslide

Maryams vader is bang voor de Iraanse regering. Is dit een afstotingsfactor of aantrekkingsfactor?
A
Afstotingsfactor
B
Aantrekkingsfactor

Slide 17 - Quizvraag

Als je uit Nederland weggaat ben je een ...
A
Immigrant
B
Emigrant

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noemen we mensen die verhuizen ook wel
A
Vluchtelingen
B
Migranten
C
Emigranten
D
Grensarbeiders

Slide 19 - Quizvraag

Weg uit NL

Na WO II
Veel mensen vertrekken
500.000 emigranten

Slide 20 - Tekstslide

Overschotten

Meer mensen weg dan erbij in NL
Vertrekoverschot=gevolg
Australië krijgt veel meer inwoners
Vestigingsoverschot=gevolg
Ander woord= migratiesaldo

Slide 21 - Tekstslide

Verandering

Vanaf 1960 steeds meer werk
Minder mensen vertrekken
Nog steeds emigranten

Slide 22 - Tekstslide

Mensen naar NL

Steeds meer werk
Te kort aan arbeiders
Arbeidsmigranten= komen werken in NL en vertrekken dan weer
Verschillende landen

Slide 23 - Tekstslide

Sommigen blijven

Marokkanen en Turken blijven
Vrouw en kinderen komen ook
Gezinshereniging

Slide 24 - Tekstslide

Lastiger

Meer regels
Speciale vergunning
Europese lidstaten wel
Gevolg: Polen, Roemenië en Hongarije
Europese arbeiders neemt toe

Slide 25 - Tekstslide

Hoe noemen we mensen die naar NL komen om te gaan werken?
A
Migranten
B
Grensarbeiders
C
Arbeidsmigranten
D
Snelwerkers

Slide 26 - Quizvraag

Nederland heeft vlak na de Tweede Wereldoorlog een ...
A
Vertrekoverschot
B
Vestigingsoverschot

Slide 27 - Quizvraag

Uit welk land kwamen niet veel arbeidsmigranten naar Nederland?
A
Spanje
B
Turkije
C
Marokko
D
Zweden

Slide 28 - Quizvraag

Zijn er nog vragen over deze les?

Slide 29 - Open vraag

Leerdoelen

doel 1: De leerling kent het verschil tussen een immigrant en een emigrant.
doel 2: De leerling kan zowel een afstotingsfactor als een aantrekkingsfactor noemen.
doel 3: De leerling kent het verschil tussen een vertrekoverschot en een vestigingsoverschot.
doel 4: De leerling kan uitleggen wat een arbeidsmigrant is.


Slide 30 - Tekstslide