Examentraining VMBO-T Nederlands

Examentraining Nederlands 4 mavo
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

Examentraining Nederlands 4 mavo

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Ik weet hoe een CSE Nederlands is opgebouwd.
  • Ik weet welke soort vragen er worden gesteld.
  • Ik weet hoe ik me moet voorbereiden.
  • Ik weet hoe het beoordelingsmodel van een examen eruitziet. 

Slide 2 - Tekstslide

 CSE Nederlands: doelen per vraag
Dinsdag 23 mei 2023 13:30-15:30
1e tijdvak

Slide 3 - Tekstslide

CE Nederlands TV1


Ma. 12 mei   13:30-15:30
2025
Aantal vragen: 2 min. per vraag

Aantal teksten: 3 met vragen + 1 met afbeelding
4
Open vragen
Meerkeuzevragen
Schrijfopdracht
max. 45 min (klad schrijven, controleren/corrigeren, net schrijven)
1      (45 min)

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld  CSE 2023 TV1
Tekst 4 heeft altijd met de schrijfopdracht te maken

Slide 5 - Tekstslide

CSE Nederlands: 3 boekjes
  • 1 boekje met teksten: je mag overal arceren/strepen
  • 1 boekje met vragen: je mag strepen/arceren
  • 1 boekje voor de antwoorden: 
  • meerkeuzevragen: omcirkel je antwoord, maak verbeteringen duidelijk. (zie volgende sheet)


Slide 6 - Tekstslide

Verbeteringen duidelijk maken

Slide 7 - Tekstslide

Soorten vragen: in je examenboekje, vind je alle theorie hierover. 
  • 1. Meerkeuzevragen
  • 2. Vragen over de inleiding
  • 3. Vragen over deelonderwerpen
  • 4. Vragen over tekstverbanden
  • 5. Vragen over de functie van een alinea
  • 6. Vragen over het doel van een tekst
  • 7. Open vragen
  • 8. Vragen over hoofdzaken: hoofdgedachte + samenvattingsvragen
  • 9. Vragen bij een advertentie

Slide 8 - Tekstslide

Meerkeuzevragen
Aanpak:
1.  Lees de vraag, nog niet de antwoorden.
2. Zoek het stukje in de tekst waar het antwoord ongeveer in zou moeten staan. Lees dit stukje heel precies door.
3. Zoek en/of formuleer zelf het antwoord uit de tekst.
4. Lees dan nu de antwoorden en kies het antwoord dat het beste past.

Let op!
- Antwoorden staan in alfabetische volgorde. Je kunt dus wel 7x achter elkaar A hebben.
- Kies altijd (maar) 1 antwoord. Ook als je het echt niet weet. 

Slide 9 - Tekstslide

Open vragen
  • Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
  • Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
  • Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten. Zet het regelnummer tussen haakjes. "Het is ... tekst over." (r.23)
  • Citeer een zinsgedeelte/ 1 woord: schrijf alleen de woorden op die antwoord geven, niet de gehele zin, aanhalingsteken, regelnummer tussen haakjes. " politie treedt op" (regel 37)

Slide 10 - Tekstslide

Vragen over de inleiding

Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden, bijvoorbeeld door:
een belangrijke conclusie voorop te stellen, een samenvatting van de tekst te geven, een voor de tekst belangrijke vraag te stellen, een voorbeeld bij het onderwerp te geven, de aanleiding voor het schrijven van de tekst te noemen, een anekdote te vertellen, een standpunt (over het onderwerp) te noemen, de hoofdgedachte van de tekst te noemen en een deskundige te introduceren.
  • Inleiding = eerste deel van de tekst.
  • Kan uit meerdere alinea's bestaan. 

Veel voorkomende vragen over de inleiding zijn:
  • Op welke manier(-en) wordt de tekst ingeleid?
  • Welke alinea('s) vormt/vormen de inleiding?




Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeldvragen tekstverbanden
  • Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
  • Wat is de functie van alinea 5 ten opzichte van alinea 6?
  • Hoe is het tekstfragment het beste te typeren ten opzichte van tekst 1?
  • Alinea 1 en 2 sluiten op verschillende manieren op elkaar aan. Kruis in de uitwerkbijlage aan welke verbanden er zijn tussen deze alinea's.
  • Welk verband bestaat er tussen zin A en zin B?
  • Zinnen en alinea's van een tekst hebben met elkaar te maken. Er is samenhang en ze hebben een verband met elkaar.
  • Zorg dus dat je de belangrijkste tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden kent. 
  • Kennen = herkennen = snel juiste antwoord kiezen

Slide 12 - Tekstslide

Het slot
Een tekst kan op verschillende manieren worden afgesloten.

In het slot van een tekst wordt bijvoorbeeld:
de hoofdgedachte van de tekst genoemd, een advies gegeven, een conclusie getrokken, een korte samenvatting van de tekst gegeven, een toekomstverwachting genoemd of een vraag uit de inleiding beantwoord.

Slide 13 - Tekstslide

Vragen over deelonderwerpen
  • Deelonderwerpen = verschillende delen van het onderwerp waarover wordt verteld in het middenstuk van een tekst.
  • Meerdere alinea's kunnen over hetzelfde deelonderwerp gaan.
  • Aan tussenkopjes kun je soms zien over welk deelonderwerp de volgende alinea of alinea's zullen gaan.
Veelvoorkomende vragen over deelonderwerpen zijn:
  • Alinea 5 en 6 horen bij elkaar. Welk tussenkopje geeft het best de inhoud weer van deze alinea's samen?
  • Welke alinea of alinea's gaan over de kenmerkende eigenschappen van de tuinslak?
  • Bedenk een tussenkopje bij alinea's 10 en 11.

Slide 14 - Tekstslide

Deelonderwerpen 2

Soms wordt de vraag omgedraaid. Je krijgt dan de deelonderwerpen en moet vervolgens aangeven welke alinea’s over een deelonderwerp gaan.

– De alinea’s 2 tot en met 9 vormen het middenstuk van deze tekst.
Je kunt dit middenstuk verdelen in twee verschillende delen:
deel 1: Kenmerkende eigenschappen tuinslak
deel 2: Onderzoek doen met behulp van de tuinslak
→ Bij welke alinea begint deel 2?


Slide 15 - Tekstslide

Tekstdoelen
Wat wil de schrijver bereiken bij de lezers met zijn tekst?:
  • Informeren;
  • Activeren;
  • Overtuigen;
  • Amuseren.

Slide 16 - Tekstslide

tekstdoelen

Veelgenoemde doelen bij examenteksten zijn:

informeren/uitleggen/beschrijven: de schrijver wil dat je iets te weten komt
aanzetten om iets te doen/aansporen/overhalen: de schrijver wil dat je iets doet
overtuigen: de schrijver wil je overtuigen van zijn mening
een mening geven: de schrijver wil alleen zijn mening geven
waarschuwen: de schrijver wil je vertellen dat je iets niet moet doen of moet vinden
adviseren: de schrijver wil je raad geven
amuseren: de schrijver wil dat je je vermaakt








Slide 17 - Tekstslide

Vragen over tekstdoelen
Een van de laatste vragen bij een tekst kan gaan over het doel of de doelen van de tekst. 

Aanpak:
- Bekijk titel, bron en hoofdgedachte. 
- Vraag jezelf af: wat wil die schrijver nu bij mij als lezer bereiken? (moet ik iets gaan kopen, wil hij mij overtuigen van zijn mening? Word ik gewaarschuwd, weet ik nu hóe ik iets moet doen? Etc)


Slide 18 - Tekstslide

Vragen over hoofdzaken: hoofdgedachte
Bij verschillende teksten kan gevraagd worden informatie uit de hele tekst of uit een of meer alinea’s samen te vatten. Vaak wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van de tekst: de samenvatting van de hele tekst in één zin.

Bijvoorbeeld:
– Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?
– Citeer de zin uit alinea 1, 2 of 3 die het beste de hoofdgedachte van de tekst weergeeft.
– Hoe kun je de hoofdgedachte van deze tekst het beste weergeven?
Om de hoofdgedachte te vinden, lees je de tekst helemaal en stel je de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd? Je vindt de hoofdgedachte vaak in de inleiding of in het slot van de tekst.

Slide 19 - Tekstslide

Vragen over hoofdzaken: Samenvattingsvragen
  • Sommige vragen op het CSE zullen over samenvatten gaan. Deze vragen toetsen of je:
  • hoofdzaken in een tekst kunt herkennen;
  • hoofdzaken van bijzaken kunt onderscheiden;
  • tekstgedeelten in de juiste volgorde kunt zetten. 

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld samenvattingsvraag

Slide 21 - Tekstslide

samenvattingsvragen
- Plaats in de uitwerkbijlage de nummers 1, 2, 3 en 4 in de juiste volgorde van oorzaak en gevolg in het schema.
– Welke conclusies kun je trekken na het lezen van de tekst Fietsologie? Kruis in de uitwerkbijlage aan of de volgende conclusies waar of niet waar zijn volgens de tekst.
– De titel van de tekst luidt 'Nu even niet'.
 → In welke alinea komt de betekenis van de titel het duidelijkst terug?
– Schilthuizen doet onderzoek naar slakken in bossen en slakken in graslanden.
 → Wat zijn de kenmerken van deze slakken? Vul het schema in de uitwerkbijlage in.
Bij deze vragen let je op de juiste volgorde van de belangrijkste gebeurtenissen en op de hoofdzaken uit elke alinea. In een alinea staan de hoofdzaken vaak in de eerste of de laatste zin. Uitleg en voorbeelden zijn meestal bijzaken en horen niet in een samenvatting.

Slide 22 - Tekstslide

Vragen bij een advertentie
Tips:
Om te ontdekken wat je precies nodig hebt om de advertentie te begrijpen, kun je het volgende doen:
Bedek de tekst. Begrijp je nu de bedoeling van de advertentie?
Let goed op de lay-out en het taalgebruik
De vragen hebben bijvoorbeeld te maken met het doel van de tekst, de functie van het beeld en de doelgroep (het publiek voor wie de advertentie is bedoeld). 
Bijvoorbeeld:
Wat is het belangrijkste doel van deze advertentie?
– Op welke doelgroep richt deze advertentie zich vooral?
– Welke twee aspecten worden in de foto bij deze advertentie vooral benadrukt?
– Een afbeelding in een advertentie kan de volgende functies hebben:
1 De afbeelding verduidelijkt de tekst.
2 De afbeelding trekt de aandacht van de lezer.
3 De afbeelding spoort de lezer aan om geld te geven.
Welke functie is of welke functies zijn hier van toepassing?





Slide 23 - Tekstslide

Examen 2022-3 nakijken
Jullie hebben allemaal het eindexamen 2022 tijdvak 3 gemaakt. Je gaat nu elkaars examen nauwkeurig nakijken. Inclusief schrijfopdracht. 

Je krijgt een examen + een nakijkmodel. 

Je werkt ongeveer 20-30 minuten in stilte en daarna bespreken we het examen. 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe de tekst lezen?
Oriënterend lezen: waar gaat het over? Zijn er tussenkopjes, eventuele noten, de bron, de titel, de inleiding. Wat is het doel van de schrijver?
Intensief lezen: begrijpen wat er staat.

Schrijf belangrijke woorden op die je niet kent en zoek deze op in je woordenboek. 

Slide 25 - Tekstslide

signaalwoorden/tekstverbanden

Slide 26 - Tekstslide

Functies inleiding en slot
Inleiding
Slot
Het onderwerp noemen
Een conclusie of samenvatting geven
De aanleiding noemen
Een advies of waarschuwing geven
De centrale vraag stellen
Een toekomstverwachting uitspreken
De mening van de schrijver geven
Een samenvatting geven
Een persoon of personen introduceren

Slide 27 - Tekstslide

Advertentie          
Illustraties kunnen verschillende functies hebben. 
- Helpen bij het begrijpen van de tekst
- Bedoeld om aandacht te trekken
- Noodzakelijke toevoeging bij de tekst (nieuwe info)

Lettertypes
- belangrijk bij de opmaak van de tekst.
- Belangrijk voor de nadruk
Lees sowieso eerst de volledige tekst; laat je niet afleiden door alle andere informatie

Slide 28 - Tekstslide

Hoofdgedachte
  • Om de hoofdgedachte te vinden in een tekst kun je de volgende vraag stellen:
    Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
  • Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de inleiding of in het slot.
  • Kies nooit een antwoord met teveel details: het antwoord moet over de HELE tekst gaan, niet over een deel van de tekst


Slide 29 - Tekstslide

Citeren
Op het eindexamen kan worden gevraagd om een 
woord, zinsgedeelte of zin te citeren.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

 zakelijke e-mail: tips 

Slide 32 - Tekstslide

 artikel: tips deel 1

Slide 33 - Tekstslide

 artikel: tips deel 2

Slide 34 - Tekstslide

Leren + oefenen! 
  • Oefenen: oude examens van de afgelopen 5 jaar via Examenbundel, www.examenblad.nl of alleexamens.nl
  • Leren: theorie uit Examenboekje

Slide 35 - Tekstslide

Aan de slag ....
  • Maak de teksten van eindexamen 2024 in stilte of maak de quickscan: https://examenbundel.nl/quickscan/
  • Verbeter de schrijfopdracht.
  • We bespreken het na.

Slide 36 - Tekstslide