Taal 5.11

Taal 5.11
Doel: woorden die te maken hebben met richting aangeven.
1 / 5
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 5 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Taal 5.11
Doel: woorden die te maken hebben met richting aangeven.

Slide 1 - Tekstslide

Bewijsstuk dat je het recht hebt om als enige het een uitvinding mag maken of te verkopen 
Een plan van iets dat je wilt maken. 
In hoeverre je iets kunt gebruiken. 
Dit zeg je van iets als het het doel bereikt, het doet wat het moet doen.
Dit zeg je van iets als het het doel niet bereikt, het niet doet wat het moet doen. 
Doeltreffend
het concept
Het patent
Ineffectief
toepasbaarheid

Slide 2 - Sleepvraag

Aan beide kanten. 
Iets wat aan de binnenkant zit. 
Uitstekend boven iets. 
Wat je kunt zien zonder je te verplaatsen. 
Aan de binnenkant
Iets wat aan de buitenkant zit. 
Binnenin
Aan weerszijden
Het buitenste
Het gezichtsveld 
bovenuit
Het binnenste

Slide 3 - Sleepvraag

Nabij
grenzen aan
het uiteinde
in zicht zijn
ginds
tegenop
Daar ergens
Dichtbij of naast elkaar liggen
Als je iets kunt zien
Dichtbij
Langs een helling omhoog 
Het uiterste stukje van iets

Slide 4 - Sleepvraag

Les 11b
Les af en goede kleur!

Slide 5 - Tekstslide