H3 Bezittelijk voornaamwoord

Het bezittelijk voornaamwoord


Bron H
Chapitre 3
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Het bezittelijk voornaamwoord


Bron H
Chapitre 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands?

Slide 2 - Open vraag

8

Slide 3 - Video

Begrijp je het al helemaal?


Ga dan in stilte aan de slag met de opdrachten: 
30, 31, 32 en 33 van       hoofdstuk 3
Begrijp je het nog niet helemaal?

Dan doe je verder mee met de lesson up. 

Slide 4 - Tekstslide

00:01
Begroet deze twee mensen even terug, wel zo aardig :)

Slide 5 - Open vraag

00:56
Hoe kun je zien aan: la maison, le chien en les livres wat het 'geslacht' is?

Slide 6 - Open vraag

01:25
Wat valt je op als je naar de Franse bezittelijke naamwoorden kijkt?

Slide 7 - Open vraag

02:51
Hoe vertaal je: zijn huis?
Tip: huis is een vrouwelijk woord:
la maison.
A
son maison
B
sa maison
C
ta maison
D
notre maison

Slide 8 - Quizvraag

02:56
Wat is de vertaling van: haar hond?
Tip: hond is een mannelijk woord:
le chien
A
Sa chien
B
ton chien
C
son chien
D
mon chien

Slide 9 - Quizvraag

03:01
Hoe vertaal je: zijn boeken
A
Sa livres
B
ses livres
C
son livres
D
mes livres

Slide 10 - Quizvraag

03:36
Waarom maakt het bij 'ons' niet uit of het mannelijk of vrouwelijk is?

Slide 11 - Open vraag

04:21
Waarom klinkt ma amie niet goed, denk je?
A
omdat amie geen woord is.
B
Ma amie betekent klinkerbotsing!!
C
omdat ma geen bezittelijk voornaamwoord is.
D
Omdat het de stem van dat meisje heeft..

Slide 12 - Quizvraag

m - v- mv ?
Kijk naar het zelfstandig
naamwoord ACHTER het 
bezittelijk voornaamwoord!

 
J'habit ici, voilà ...... maison

        bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
         
                           mannelijk        vrouwelijk    meervoud

mijn                      mon                  ma                 mes

jouw                     ton                      ta                   tes

zijn / haar            son                      sa                   ses

Slide 13 - Tekstslide

m - v- mv ?
Kijk naar het zelfstandig
naamwoord ACHTER het 
bezittelijk voornaamwoord!

 
J'habit ici, voilà ...... maison

        bezittelijk voornaamwoord meervoud
        
                           mannelijk        vrouwelijk    meervoud

ons, onze            notre                  notre            nos

jullie, uw             votre                   votre            vos

hun                      leur                    leur                leurs

Slide 14 - Tekstslide

Voor elk Nederlands woord bestaan er dus drie Franse vormen

Slide 15 - Tekstslide

Let op: het zelfstandig naamwoord erachter om te weten welke vorm je moet gebruiken. 

Slide 16 - Tekstslide

C'est ...... (mijn) mère

Slide 17 - Tekstslide

C'est ...... (mijn) père

Slide 18 - Tekstslide

Ce sont ...... (mijn) soeurs

Slide 19 - Tekstslide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle Rodenborch.


Slide 20 - Tekstslide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle Frits Philips lyceum-mavo.

Ma école mag niet vanwege klinkerbotsing!

Slide 21 - Tekstslide

mon/ma/
mes
ton/ ta/
tes
son/
sa/
ses
jouw
mijn
zijn/ haar

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe vertaal je:
"mijn kinderen"?
A
mon enfant
B
ma enfant
C
mes enfants
D
tes enfants

Slide 23 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"mijn nichtje"
A
ma cousin
B
mon cousine
C
la cousine
D
ma cousine

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"zijn opa"?
A
son père
B
son grand-père
C
sa grand-père
D
ses grand-père

Slide 25 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"jouw familie (v)"?
A
ton famille
B
ta famille
C
tes familles
D
la famille

Slide 26 - Quizvraag

Hoe vertaal je:
"zijn oma"?
A
sa grand-mère
B
son grand-mère
C
ta grand-mère
D
la grand-mère

Slide 27 - Quizvraag

... (onze) chien (m) s'appelle Pluto.

A
notre
B
votre
C
nos
D
vos

Slide 28 - Quizvraag

(Mijn)___ maison (v) est très belle.
A
Mon
B
Ma
C
Mes
D
Ses

Slide 29 - Quizvraag

Rosa, ici tu vois (mijn) ___ cousine.
A
Mon
B
Ma
C
Mes
D
Ta

Slide 30 - Quizvraag

(Haar)___ père travaille comme prof.
A
Son
B
Sa
C
S'
D
Ses

Slide 31 - Quizvraag

c'est (hun)________ ami
A
leurs
B
sleur
C
leur
D
luer

Slide 32 - Quizvraag

voilà (uw)................vêtements
A
vos
B
voi
C
votre
D
wu

Slide 33 - Quizvraag

Ik kan het bezittelijk voornaamwoord gebruiken in het Frans
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Au travail!
Ga  aan de slag met de opdrachten:
30, 31, 32 en 33 van hoofdstuk 3

Slide 35 - Tekstslide