Rekenen Getallen Kader/GL les 1

Rekenen
Deze les gaat over getallen. 
We gaan kort oefenen met getalwaarde, getalbegrip, decimale getallen, afronden, groter en kleiner dan. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Rekenen
Deze les gaat over getallen. 
We gaan kort oefenen met getalwaarde, getalbegrip, decimale getallen, afronden, groter en kleiner dan. 

Slide 1 - Tekstslide

Hiernaast staat het getal: 357 169

Dit bestaat uit 
300 000
50 000
7 000
100
60
9


Slide 2 - Tekstslide

Wat is het getal 3 waard in het volgende getal?
9387
A
duizendtal
B
honderdtal
C
tiental
D
eenheid

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je het getal in cijfers?
achthonderd achtendertig
A
831
B
800
C
380
D
838

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het getal 4 waard in het volgende getal?
754 932
A
duizendtal
B
tienduizendtal
C
honderdtal
D
tiental

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je dit getal in cijfers:
honderddrieënnegentig
A
391
B
193
C
913
D
139

Slide 6 - Quizvraag

Schrijf het getal
Vijfendertigduizend veertig
Schrijf zonder spaties

Slide 7 - Open vraag

Paar oefeningen met de getallenlijn!

Slide 8 - Tekstslide

Koppel de getallen aan de juiste getallenlijn.
471
66
251

Slide 9 - Sleepvraag

Decimale getallen
Decimale getallen zijn getallen met een komma.
De cijfers achter de komma heten decimalen.

Bijvoorbeeld
Het getal 4 is geen decimaal getal.
Het getal 4,2 heeft 1 decimaal.
Het getal 4,23 heeft 2 decimalen.
Een getal kan oneindig veel decimalen hebben.

Slide 10 - Tekstslide

Decimale getallen op een getallenlijn
Sleep de getallen naar het juiste vak op de getallenlijn.
0,55
0,19
0,34
0,24
0,46

Slide 11 - Sleepvraag


Hoeveel decimalen getallen heeft 389,70?
A
4
B
2
C
1
D
3

Slide 12 - Quizvraag

Afronden

Slide 13 - Tekstslide

Afronden van decimalen
Bij afronden op één decimaal => Kijk naar het tweede cijfer achter de komma
0,23 wordt 0,2     
0,38 wordt 0,4     

Slide 14 - Tekstslide

Afronden van decimalen
Bij afronden op twee decimalen => Kijk naar het derde cijfer achter de komma
0,236 wordt 0,24    
0,793 wordt 0,79    

Slide 15 - Tekstslide

Afronden naar hele getallen
1,2
rond je af naar..
A
3
B
1
C
2
D
1,3

Slide 16 - Quizvraag

Rond het volgende getal af op één decimaal. 45,6829

Slide 17 - Open vraag

Afronden op hele getallen
523,49 rond je af naar
A
523,4
B
523
C
523,5
D
524

Slide 18 - Quizvraag

Afronden op hele getallen.
15,48 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 19 - Quizvraag

Rond het volgende getal af op een heel getal. 67,29

Slide 20 - Open vraag

Afronden op 1 decimaal
1,567
A
1,5
B
1,50
C
1,6
D
1,60

Slide 21 - Quizvraag

Rond af op één decimaal.
8,18

Slide 22 - Open vraag

Afronden op 2 decimalen
4,7788652
A
4,787
B
4,078
C
4,78
D
4,77

Slide 23 - Quizvraag

Rond af op twee decimalen
9,997

Slide 24 - Open vraag

1,263
Afronden met één decimaal achter de komma is
A
1,26
B
1,2
C
1,20
D
1,3

Slide 25 - Quizvraag

Tot slot, getallen vergelijken!

Slide 26 - Tekstslide

< Wat betekent dit teken?
A
is gelijk aan
B
is kleiner dan
C
is groter dan
D
is ongeveer gelijk aan

Slide 27 - Quizvraag

Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?

36,10 ? 36,01




A
Kleiner dan (<)
B
Groter dan (>)
C
Gelijk aan (=)

Slide 28 - Quizvraag

Wat moet er op de stippellijn staan?

14,074 ... 14,680




A
is groter dan
B
is kleiner dan

Slide 29 - Quizvraag

Goed gedaan!! 

Slide 30 - Tekstslide