Grammatik Kapitel 2, GL

Was machen wir heute
- Was wissen wir schon?
- Erklärung
- Aufgaben machen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Was machen wir heute
- Was wissen wir schon?
- Erklärung
- Aufgaben machen

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele
- Je kent de vertalingen van de persoonlijke voornaamwoorden in de derde naamval.
- Je hebt kennis gemaakt met hoe je de persoonlijke voornaamwoorden van de derde naamval moet gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal de volgende zin: wie ben jij?

Slide 3 - Open vraag

Vertaal de volgende zin: hoe gaat het met jou?

Slide 4 - Open vraag

Wat valt er op tussen de twee zinnen:
Wie geht es (mit) dir & wer bist du

Slide 5 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden enkelvoud
NL
1e naamval
NL
3e naamval
ik
ich
mij
mir
jij
du
jou
dir
hij
er
hem
ihm
zij
sie
zij
ihr
het
es
wij
ihm

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke voornaamwoorden meervoud
NL
1e naamval
NL
3e naamval
wij
wir
ons
uns
jullie
ihr
jullie
euch
zij
sie
hun
ihnen
u
Sie
u
Ihnen

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer gebruik je wat?
1e naamval = onderwerp in de zin
3e naamval = meewerkend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
Aan of voor wie?
B
Wie of wat + gezegde
C
Wie of wat + gezegde + onderwerp
D
Zin vragend maken

Slide 9 - Quizvraag

Hoe vind je het meewerkend voorwerp in de zin?
A
Aan of voor wie?
B
Wie of wat + gezegde
C
Wie of wat + gezegde + onderwerp
D
Zin vragend maken

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn voorzetsels?
A
De, het, een (der, die, das)
B
Lopen, kijken, springen (laufen, sehen, springen)
C
Stoel, bed, tafel (Stuhl, Bett, Tisch)
D
Op, naast, voor (auf, neben, vor)

Slide 11 - Quizvraag

Voorzetsels derde naamval
  • Aus                                                             
  • Bei                                                              
  • Mit                                                              
  • Nach
  • Von
  • Zu

Slide 12 - Tekstslide

Beispielen
1. Gehst du mit mir zum Arzt?
2. Bei uns ist immer etwas los.
3. Hast du schon etwas von ihm gehört?

Slide 13 - Tekstslide

3e naamval vertaling van:
het
A
mir
B
dir
C
ihnen
D
ihm

Slide 14 - Quizvraag

3e naamval vertaling van:
wij
A
dir
B
ihm
C
uns
D
Ihnen

Slide 15 - Quizvraag

3e naamval vertalingen van:
hij
A
ihm
B
ihr
C
mir
D
uns

Slide 16 - Quizvraag

Vul het juiste voornaamwoord in:
Sie hat mit ... (hem) gewartet.
A
mir
B
dir
C
ihm
D
uns

Slide 17 - Quizvraag

Vul het juiste voornaamwoord in:
Ich tanze gerne mit ... (hem).
A
dir
B
ihm
C
Ihnen
D
ihnen

Slide 18 - Quizvraag

Vul het juiste voornaamwoord in:
Ich komme nach ... (hem)
A
uns
B
euch
C
ihm
D
mir

Slide 19 - Quizvraag

Kies het juiste voornaamwoord:
Ich bin gleich bei ... (u).
A
Sie
B
Ihnen

Slide 20 - Quizvraag

Kies het juiste voornaamwoord:
Willst du dich zu ... (ik/mij) setzen?
A
ich
B
mir

Slide 21 - Quizvraag

Kies het juiste voornaamwoord:
Wie alt bist ... (jij/jou)?
A
du
B
dir

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste voornaamwoord:
Nach ... (ik/mij) bist du dran.
A
ich
B
mir

Slide 23 - Quizvraag

Hausaufgaben
Aufgabe: 18, 19, 20a, 21 (Seite 67-69)

Online of in je boek maken. 

Slide 24 - Tekstslide