Werkwoordspelling behalve pv en vdw

Werkwoordspelling
Je weet nu hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd moet spellen;
Je weet hoe je het voltooid deelwoord moet spellen.

Tijdens deze LessonUp komen de overige werkwoordsvormen aan bod. Na deze les kun je alle werkwoordsvormen benoemen en correct spellen. 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling
Je weet nu hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd moet spellen;
Je weet hoe je het voltooid deelwoord moet spellen.

Tijdens deze LessonUp komen de overige werkwoordsvormen aan bod. Na deze les kun je alle werkwoordsvormen benoemen en correct spellen. 

Slide 1 - Tekstslide

Je kent nu de volgende werkwoordsvormen: pv en vdw. Welke werkwoordsvormen zijn er nog meer?

Slide 2 - Open vraag

Werkwoordspelling
- Je herkent de verschillende werkwoordsvormen;
- Je kent de spellingsregels bij deze werkwoordsvormen. 


Aangaande werkwoordspelling wordt nu verwacht dat je alles herkent en alles foutloos kunt spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Grammatica
Om een woord goed te kunnen spellen, moet je eerst bepalen met welke werkwoordsvorm je te maken hebt!

Slide 4 - Tekstslide

Hij gelooft niet in een goede afloop.
A
pvtt
B
pvvt
C
od
D
vd

Slide 5 - Quizvraag

Pieter squashte elke week met Kees.
A
pvtt
B
pvvt
C
gw
D
bn

Slide 6 - Quizvraag


Hij werd geconfronteerd met haar tekortkomingen.
Wat is de vorm van het 2e ww?
A
od
B
vd
C
gw
D
pvvt

Slide 7 - Quizvraag

Werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- infinitief (inf.)
- gebiedende wijs (gw)
- onvoltooid deelwoord (od)
- voltooid deelwoord (vd)
- bijvoeglijk naamwoord van een voltooid deelwoord (bn)

Slide 8 - Tekstslide

Hoe herken je de werkwoordsvormen?
Alleen de persoonsvormen veranderen wanneer je de zin verandert in een andere tijd. 


Slide 9 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Als in een zin een bevel of opdracht staat en die zin heeft geen onderwerp, dan staat de zin in de gebiedende wijs. De zin begint met een persoonsvorm die bestaat uit de stam van het werkwoord.

Verwarm de oven voor op 180 graden.
Verdwijn uit mijn ogen!

Slide 10 - Tekstslide

... nog maar eens een oppas op zaterdagavond.
A
Vind
B
Vindt

Slide 11 - Quizvraag

Infinitief
Deze vorm van het hele werkwoord staat nooit op de plek van de persoonsvorm.

Ik wil daar niet aan denken.
Ik hoef daar niet aan te denken
Ik kan daar niet aan denken

Slide 12 - Tekstslide


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. 
Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw

Slide 13 - Quizvraag


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. 
Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw

Slide 14 - Quizvraag


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde. 
Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw

Slide 15 - Quizvraag


De meisjes stonden op hun tenen om te kunnen zien wat er gebeurde
Benoem het dikgedrukte woord.
A
pvtt
B
pvvt
C
inf.
D
vdw

Slide 16 - Quizvraag

Onvoltooid deelwoord
Je bent er nog mee bezig, het is nog niet voltooid. 

Zingend fietste ik naar huis. 
Huilend liep het meisje door de gang. 
Hij antwoordde ontkennend op de gestelde vragen. 

Je schrijft het infinitief + d(e).

Slide 17 - Tekstslide

Vul in:
Niets ... (vermoeden) liep hij naar huis.

Slide 18 - Open vraag

... op de gebeurtenissen, kunnen we tevreden zijn.
A
Terugkijkend
B
Teruggekeken
C
Terugkijkendt
D
Terugkijkent

Slide 19 - Quizvraag


Benoem het dikgedrukte woord:
Vinden jullie het wel opwindend?

A
pvtt
B
vd
C
inf
D
od

Slide 20 - Quizvraag


Benoem het dikgedrukte woord:
Vinden jullie het wel opwindend?

A
pvtt
B
vd
C
inf
D
od

Slide 21 - Quizvraag

Bijvoeglijk naamwoord van werkwoord
Van een voltooid deelwoord of een onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 
Spel het bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk, net als bijvoeglijke naamwoorden.

Het pas bestrate trottoir is nog niet toegankelijk. 
Het bezorgde pakketje was voor mijn buurman. 

Slide 22 - Tekstslide

Noteer van de werkwoorden tussen haakjes eerst de werkwoordsvorm: pvtt, pvvt, inf, gw, od, vd of bn.
Sinds de tandarts Eva heeft ... (adviseren) haar tanden beter te ... (verzorgen), ... (flossen) ze iedere avond trouw haar gebit.

Slide 23 - Open vraag

Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm.
Sinds de tandarts Eva heeft ... (adviseren) haar tanden beter te ... (verzorgen), ... (flossen) ze iedere avond trouw haar gebit.

Slide 24 - Open vraag

Noteer van de werkwoorden tussen haakjes eerst de werkwoordsvorm: pvtt, pvvt, inf, gw, od, vd of bn.
Kijk, nu ... (strompelen) dat arme paard met zijn ... (kneuzen) voet ... (aarzelen) dichterbij.

Slide 25 - Open vraag

Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm.
Kijk, nu ... (strompelen) dat arme paard met zijn ... (kneuzen) voet ... (aarzelen) dichterbij.

Slide 26 - Open vraag

Noteer van de werkwoorden tussen haakjes eerst de werkwoordsvorm: pvtt, pvvt, inf, gw, od, vd of bn.
Vanaf morgen ... (kunnen) bezoekers ... (genieten) van de pracht en praal in de pas ... (renoveren) villa.

Slide 27 - Open vraag

Noteer nu het werkwoord in de juiste vorm.
Vanaf morgen ... (kunnen) bezoekers ... (genieten) van de pracht en praal in de pas ... (renoveren) villa.

Slide 28 - Open vraag

Deze les was interessant.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll