Starttaal 2F: Thema 1 - H5 - les 5.1

Starttaal 2F Leerwerkboek A
PRÉ ENTREE
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Starttaal 2F Leerwerkboek A
PRÉ ENTREE

Slide 1 - Tekstslide

Les organisatie

  • Ligt je boek klaar?
  • Heb je een pen bij de hand?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen vorige les

Aan het eind van de les:
Heb je hoofdstuk 4 schrijven afgerond met een schrijfopdracht.

Slide 3 - Tekstslide

SCHRIJFOPDRACHT:

Slide 4 - Tekstslide

Toets schrijven

De resultaten:

Herkansing?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen deze les
Aan het einde van deze les:

Weet je wat communiceren inhoudt
Weet je wat non-verbale communicatie is
Weet je wat verbale communicatie is

Slide 6 - Tekstslide

5.1 Communicatie
Theorie 1: Het communicatiemodel 

Wat betekent Communiceren?

  • Zender
  • Ontvanger
  • Boodschap


Slide 7 - Tekstslide

Welke vorm van communicatie zien we hier?

Slide 8 - Tekstslide

Verbaal of non-verbaal?
Verbaal of non-verbaal?

Slide 9 - Tekstslide

Wie is de zender ?
Wie is de ontvanger?

Slide 10 - Tekstslide

Wie is de zender, ontvanger en wat is de boodschap?
...en hier?

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 1
A. Geef een voorbeeld van een situatie tijdens je werk of stage waarin jij de zender bent.

B. Wie was de ontvanger in die situatie?

C. Wat was de boodschap in deze situatie?

Slide 12 - Tekstslide

Theorie 2 Verbale en non-verbale communicatie
  • Wat is verbale communicatie?
Verbale communicatie kan zowel geschreven als gesproken taal zijn. 
  • Wat is non-verbale communicatie?
Communicatie zonder woorden noem je non-verbale communicatie. (gezichtsuitdrukkingen, gebaren, oogcontact)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Verbale communicatie:

Praten
Geluidjes maken bijv.:
- hummen
- zuchten
- klakken met je tong
(non) verbale communicatie:

Knikken
Ogen rollen
In elkaar zitten
Handgebaren
Houding

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 2 + 3
Opdracht 2. Bekijk de afbeeldingen.
Schrijf bij elke afbeelding op wat de boodschap is van de non-verbale communicatie. 

3. Lees de situatie en bekijk de foto.
Voer de deelopdrachten uit. 
Denkvraag: klopt de non-verbale communicatie bij de verbale communicatie?

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 4
Lees het stripverhaal en voer de deelopdrachten uit.

Slide 17 - Tekstslide

Spreekdoel en spreekpubliek
Theorie 3: Spreken voor publiek 
  • Spreken voor publiek doe je altijd met een spreekdoel. Je wilt het publiek informeren, instrueren of overtuigen.
  • Wanneer je spreekt, moet je rekening houden met het publiek. Dit doe je door je af te vragen welk soort taalgebruik het beste past bij het publiek: formeel en informeel.
  • Ook moet je inschatten in hoeverre het publiek beschikt over bepaalde voorkennis.


Slide 18 - Tekstslide

Spreekdoel:
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Voorkennis

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 5
Situatie:
"Tijdens een basketbalwedstrijd raakt je vriend(in) zodanig geblesseerd dat ze naar de spoedeisende hulp moet. Jij gaat met hem/haar mee. Ze/hij  heeft veel pijn en de arts vraagt jou wat er is gebeurd en welke eerste hulp is verleend. Je legt de arts uit hoe je vriend(in) geblesseerd is geraakt. Ook vertel je welke eerste hulp hij/zij heeft gekregen"

Slide 20 - Tekstslide

Samenwerkopdracht:
  1. Ashley - Dylano
  2. Selina - Naomi
  3. Zhen Quan - Siraj
  4. Natasja - Hafsa
  5. Calvin - Julian - Rodinho
  6. Esrah - Enzoe

Jullie gaan de situatie naspelen. 

Jullie doen dit twee keer, zodat jullie allebei een keer vertellen hoe je vriend(in) geblesseerd is geraakt.

Speel de situatie na in de volgorde van de handelingen. 

De persoon die de arts speelt, maakt aantekeningen op kladpapier. 

Slide 21 - Tekstslide

Huiswerk 3 april af

  • Opdracht 1, 2, 3, 4 maken in studiereader.

Slide 22 - Tekstslide