Verbindingen en verbindingsmateriaal - Database

Verbindingen & verbindingsmateriaal - Database
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verbindingen & verbindingsmateriaal - Database

Slide 1 - Tekstslide

VERBINDINGEN
Een constructie bestaat uit verschillende onderdelen. Om iets in elkaar te zetten moet je onderdelen met elkaar verbinden.

Soms wordt hiervoor EXTRA materiaal gebruikt, zoals: 
> cement
> soldeertin
> lijm
> schroeven
> spijkers
> plakband
> nietjes
> punaise
> paperclip

Slide 2 - Tekstslide

WELKE SOORTEN VERBINDINGEN ZIJN ER?
In de techniek zijn er verschillende soorten verbindingen, elk met unieke eigenschappen en toepassingen.

  1. Star
  2. Los-vast
  3. Beweegbaar 

Slide 3 - Tekstslide

Starre verbinding
  • Verbinding die je niet meer los kunt maken zonder ze te beschadigen. 
  • De onderdelen zijn moeilijk uit elkaar te halen (demonteren), ze zullen dan beschadigen.
  • Ander benaming: vast of permanent

> Metselen
> Solderen
> Naaien / knopen
> Lijmen
> Lassen
> Klinken

Slide 4 - Tekstslide

Lassen

Slide 5 - Tekstslide

Solderen

Slide 6 - Tekstslide

Lijmen

Slide 7 - Tekstslide

Los-vast verbinding
  • Verbindingen die je na montage gemakkelijk los kunt maken (demonteren), zonder de verschillende onderdelen te beschadigen. De verbinding is soms tijdelijk
  • Andere benaming: losneembaar of demontabel

Schroefdraad-verbinding
> Bouten en moeren
> Schroeven 
> Draaidop van een fles 
> Gloeilamp in een fitting

Klemverbinding
> Drukknoop 
> Stekker in het stopcontact 
> Ritssluiting 
> Klittenband

Knopen en veters

Slide 8 - Tekstslide

Bouten en moeren
  • Veelgebruikte bevestigingsmiddelen in de techniek en industrie. Ze worden gebruikt om materialen stevig aan elkaar te bevestigen. 
  • Worden aan vastgezet of losgedraaid met sleutels (ringsleutel, steeksleutel) of tangen. 
Bout
- Cilindrische staaf met schroefdraad en een kop 
- Platte onderkant (in tegenstelling tot schroef of spijker)
- Typen kop: zeskantig, plat, rond of ovaal



Moer
- Ringvormige stukken met schroefdraad aan de binnenkant
- Typen: zeskant, vleugelmoer, borgmoer

Slide 9 - Tekstslide

Schroeven
Het kiezen van de juiste schroef: 
  • Voor type materiaal: hout, metaal, steen, gipsplaat
  • Materiaal schroef: roestvrij, verzinkt, messing
  • Lengte
  • Diameter (dikte)§we3
  • Schroefkop: sleuf, kruiskop, torx, inbus
  • Kop: platte kop, bolle kop, lenskop
  • Draad en schacht: grof, fijn
  • Schroefpunt: normaal, zelfborend 



Slide 10 - Tekstslide

Kop (in of op materiaal)
PK schroeven
BK schroeven
LK schroef
- Platte Kop schroeven
- Kop ligt gelijk met het houtoppervlak en verzinkt. Gaat dus helemaal IN het hout (verzinken)


Toepassing: 
 > deurklinken te bevestigen




- Bolle Kop schroef
- Recht onder de kop en ligt dus OP het hout
- Als je iets wilt bevestigen, maar niet hoeft te verzinken.  

Toepassing: 
> metaal op hout verbindingen 
- Lens Kop schroef
- De kop wordt tot aan de rand verzonken. Er steekt dus nog een klein stukje bolling uit boven het hout. 

Toepassing: 
> Voor een mooie afwerking

Slide 11 - Tekstslide

Beweegbare verbinding
  • Verbinding die vastzitten en toch kunnen bewegen of draaien

  • Hefbomen, katrollen, tandwielen
  • In het midden zit soms een as
  • Andere benaming: flexibel

> Deurkruk (deurklink)
> Fietswiel
> Molen
> Ventilator
> Scharnier
> Wijzers van een klok
> Kogellager

Slide 12 - Tekstslide

KOGELLAGERS
Beweegbare verbindingen hebben vaak kogellagers. 

Een kogellager draait heel erg soepel omdat er kogels in zitten die draaien in smeervet.

Slide 13 - Tekstslide

Tandwielen
  • Een draaiend tandwiel brengt beweging over. 
  • Om de tandwielen zit een ketting

Slide 14 - Tekstslide

As
een verbinding waarbij onderdelen vast én los zitten. 

> molentje met splitpen

Slide 15 - Tekstslide

Katrol en touw
  • Om makkelijker zware voorwerpen te tillen
  • Het gewicht wordt verdeeld over een touw
  • Hoe meer katrollen, hoe lichter het gewicht lijkt. 

Slide 16 - Tekstslide

Magneten
  • De uiteinden van magneten heten polen. 
De polen zijn positief (noordpool) of negatief (zuidpool). 
Magneten kunnen elkaar aantrekken of afstoten
gelijke polen stoten elkaar af. 

Slide 17 - Tekstslide