20230221 Dinsdag

Dinsdag 21 februari 2023
Goedemorgen!
Lever je mobiel in.
Pak jouw chromebook.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag 21 februari 2023
Goedemorgen!
Lever je mobiel in.
Pak jouw chromebook.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

OCHTEND

08.15 - 08.30 Jeugdjournaal
08.30 - 10.00 WISKUNDE
                         OEFENTOETS H5
10.00 - 10.15 PAUZE
10.30 - 12.00 TECHNIEK
12.00 - 12.30 PAUZE
MIDDAG

12.30 - 13.15 ENGELS
13.15 - 14.00 NASK
14.00 - 14.15 KEUZE

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

WISKUNDE

Slide 5 - Tekstslide

H5 Formules en vergelijkingen
OEFENTOETS

Slide 6 - Tekstslide

TECHNIEK
van 10.30 uur tot 12.00 uur
van mevrouw Japenga
Techniek lokaal CSG Bogerman

Slide 7 - Tekstslide

ENGELS

Slide 8 - Tekstslide

Revision & Enrichment 1-3
We gaan de komende lessen HERHALEN met stof uit Chapter 1 t/m 3!!!


BK + TL : MAKEN:
 Revision: Chapter 1-2 - STONES + Revision: Chapter 1-2 - GRAMMAR

Slide 9 - Tekstslide

NASK

Slide 10 - Tekstslide

NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Leerdoel BK
  • Na deze les kun je uitleggen wat een klankkast is.
  • Na deze les kun je voorbeelden noemen van snaarinstrumenten.
  • Na deze les kun je uitleggen met welke snaren je lage en hoge tonen krijgt.

Slide 11 - Tekstslide

Met je mond en je stembanden kun je heel veel tonen maken. Van laag tot hoog. Muziek is geluid met verschillende tonen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Toonhoogte

Er zijn veel verschillende muziekinstrumenten. Bijvoorbeeld een gitaar, een drumstel en een fluit. Sommige instrumenten hebben snaren. Een harp, een contrabas en een piano hebben snaren. Een instrument met snaren noem je een snaarinstrument (afbeelding 1).

Als je de snaren van een snaarinstrument laat trillen, maken ze geluid. De snaren zitten vast aan een klankkast. Daardoor wordt het geluid harder en kun je het goed horen.
Sommige instrumenten hebben heel veel snaren, zoals de piano en de harp. Andere instrumenten hebben weinig snaren, zoals de gitaar en de contrabas.

Niet alle snaren zijn even lang. Bij de harp kun je dat goed zien. De lange snaren maken lage tonen. De korte snaren maken hoge tonen.
Ook zijn niet alle snaren even dik. De dikke snaren maken lage tonen. De dunne snaren maken hoge tonen. Een bas heeft lange, dikke snaren. Daarom maakt een bas alleen lage tonen. De snaren van een viool zijn kort en dun. Dus een viool maakt hoge tonen.
Lange snaren geven lage tonen, korte snaren geven hoge tonen.
In een piano zitten snaren.

Slide 14 - Tekstslide

Een snaarinstrument stemmen
Snaren kun je spannen. Spannen betekent: de snaren strakker aantrekken. Meestal gaat dat met een schroef op het instrument (afbeelding 2). Een strakke snaar geeft een hoge toon. Maak je de snaar losser, dan wordt de toon lager. Op die manier kun je het instrument stemmen (afbeelding 3). De tonen klinken dan weer zuiver.

In afbeelding 3 houdt een gitarist een stemvork op de gitaar. Een stemvork geeft altijd dezelfde toon. De gitarist luistert naar de toon van de stemvork en naar de toon van de gitaar. Op die manier hoort hij of de toon van de gitaar goed is. Als de toon te laag is, moet hij de snaar strakker maken. De toon wordt dan hoger. Als de toon te hoog is, moet hij de snaar losser maken. Bij de goede toon is de snaar precies strak genoeg.

Als je een stemvork gebruikt, moet je heel goed kunnen horen (afbeelding 4). Veel mensen gebruiken daarom liever een digitaal stemapparaat (afbeelding 5). Dat apparaat ‘luistert’ naar de toon. Op het scherm zie je of de toon goed is.

Slide 15 - Tekstslide

NASK Hoofdstuk 8 GELUID
Maken:
BK De opdrachten 1 t/m 6 van §8.3 Muziekinstrumenten.

TL De opdrachten 1 t/m 6 van §8.2 Toonhoogte en frequentie.

Slide 16 - Tekstslide

Keuzemoment /
Werk afmaken

Slide 17 - Tekstslide