2HV - Chapitre 5 - Répéter

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

La santé

Les sports

Welke zin is correct ontkennend?

1. Tu n’as pas de portable.
2. Tu as pas de portable.
3. Tu ne as pas de portable.
4. Tu pas de portable.

Wat betekent de zin:
“Je n’aime pas le fromage.”

1. Ik eet geen kaas.
2. Ik hou niet van kaas .
3. Ik hou van kaas.
4. Ik lust alleen kaas.

Kies de juiste ontkenning:
“Hij heeft geen fiets.”

1. Il a un vélo.
2. Il ne fait pas de vélo.
3. Il n’a pas de vélo.
4. Il n’aime pas le vélo.

Wat betekent:
“Nous sommes en train de manger.”

1. We zijn aan het eten.
2. We hebben gegeten.
3. We gaan eten.
4. We hebben honger.

Wat betekent:
“J’ai besoin d’aide.”

1. Ik heb hulp nodig .
2. Ik geef hulp.
3. Ik zoek hulp.
4. Ik wil geen hulp.

Je suis fatigué.

Il est malade.

Elle a de la fièvre.

J’espère que ça va mieux.

J’ai mal à la gorge.

Son dos fait mal.

Elle reste au lit.

Il a eu un accident.

Je suis à la maison.

Il entre dans ma chambre.

J’ai besoin de ton ordinateur.

Ik ben aan het eten.

Zij doet aan hockey.

Ik doe aan fitness.

Mijn lichaam is moe.

Zij is heel evenwichtig.

Zij heeft altijd gelijk.

Hij wint het spel.

Ik heb geen raad.

Jullie gaan naar huis.

Sport is goed voor de gezondheid.

La négation

Hoe maak je de ontkenning in het Frans? Welke woorden heb je nodig?

Wat gebeurt er met het lidwoord un/une/des bij een ontkenning?

1. Het verandert in le/la/les
2. Het blijft hetzelfde
3. Het verandert in de of d’
4. Het verdwijnt helemaal

Maak de volgende zin ontkennend:
"C'est mon frère."

1. Ce n'est mon frère pas.
2. C'est ne pas mon frère.
3. Ce pas mon frère ne.
4. Ce n'est pas mon frère.

Maak de volgende zin ontkennend:
"Il y a un problème."

1. Il n'y a pas un problème.
2. Il y n' a pas un problème.
3. Il n'y a pas de problème.
4. Il y n'a pas de problème.

Maak de volgende zin ontkennend
Je parle français. (nooit)

Maak de volgende zin ontkennend:
Nous aimons le chocolat. (niet)

Maak de volgende zin ontkennend:
J'ai un passeport hollandais. (nog niet)

Maak de volgende zin ontkennend:
C'est l'amie de Tim. (niet meer)

Poser des questions

Welke vraagwoorden
ken je in het Frans?

Zet deze zin om in een vraag met est-ce que: “Il aime la musique?”

Bedenk een vraag met het vraagwoord waarom.

Bedenk een vraag met het vraagwoord wanneer.

Bedenk een vraag met het vraagwoord hoe.