Mastering Modals: Who Wants to Be a Modal Millionaire?

Modal verbs 
(modale werkwoorden)
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Modal verbs 
(modale werkwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's aim

     recap when you need to use: 
    can/could/be able to/may/might

    Slide 2 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Learning goals
    Ik kan can, could , be able to  en may , might gebruiken.

    Slide 3 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Modals
    Modals zijn een specifieke groep hulpwerkwoorden. 

    Modals veranderen niet van vorm.

    Met een modal gebruik je het hele WW.

    Slide 4 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Modals
    Modal verbs can be confusing for learners because individual modal forms can be used to express a number of different meanings. 
    E.g. we use modals to describe ability and possibility, to make suggestions, and wishes, and to ask for and give permission.

    Slide 5 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Can 
    CAN = Kunnen/kan

    • Mogelijkheden/possibility
    Stress can cause health problems.
    • Vaardigheden/ ability (iets wat je goed of niet goed kunt).
    My mother can speak Spanish.
    • Toestemming (vragen)/ ask for permission 
    Can I come into your room?




    Slide 6 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Could
    COULD = Zou kunnen
    COULD is beleefder dan CAN

    • Mogelijkheden (het zou eventueel kunnen gebeuren).
    Stress could cause health problems.
    • Ergens om vragen (bv bestellen in een restaurant) 
    Could I have a steak, please?
    • Mogelijkheid in de verleden tijd.
    Could he travel by  bus when he was younger?



    Slide 7 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    can 
    could
    be able to 
    = kunnen / mogen
     (beheersen)




    = present simple

    = zou kunnen, verleden tijd van can (beheersen) en beleefd vragen

    = present + past simple 
    = kunnen / in staat zijn 




    = alle tijden (moet bij: future > will be able to EN perfect >have/has/had been able to  

    Slide 8 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Understanding 'Could' and 'Can'
    Could is used to express past ability or past possibility, while can is used to express present ability or present possibility.

    Slide 9 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    could/ may/ might
    Deze drie hulpwerkwerkwoorden geven 'mogelijkheid'/ possibility aan.
    It may happen - het zou kunnen gebeuren 
    it could happen - het zou misschien kunnen gebeuren
    it might happen - het zou heel misschien kunnen gebeuren.

    Slide 10 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    COULD / MAY / MIGHT
     Which one expresses more or less certainty. Compare:
    -The restaurant may close. It is likely that the restaurant will close.  
    -The restaurant could close. It is less likely that the restaurant will close.
    -The restaurant might close. There is only a possibility that the restaurant will close but no one is very sure.
    The speaker also shows degree of certainty or uncertainty through intonation and stress. If the speaker stresses the modal verb, they are expressing more uncertainty than if they stress the main verb.

    Slide 11 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    MAY & MIGHT

    Beide gebruik je bij een voorstel of als je op een beleefde manier een vraag wilt stellen.

    Slide 12 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    MAY & MIGHT

    Bij may vraag je 'Mag ik dit zien?'

    Bij might vraag je  'Zou ik dit mogen zien?'.

    De waarschijnlijkheid waarop iets kan is veel kleiner 
    bij 'might' dan bij 'may'.  

    Slide 13 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 14 - Video

    Deze slide heeft geen instructies

    Slide 15 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Welke van de twee is onwaarschijnlijker?
    A
    We might see some dolphins on our boat tour.
    B
    We may see some dolphins on our boat tour.

    Slide 16 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    "I ... go to the party, but I am not sure."
    A
    may
    B
    might

    Slide 17 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Formeel
    Informeel
    Beleefd
    beleefder
    beleefd
    beleefder
    Can
    Could
    May
    Might

    Slide 18 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    "I told them I ... (gaan) if I felt like it, but wasn't sure."

    Slide 19 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    "... I help you with your luggage, madam?"
    A
    may
    B
    might

    Slide 20 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    "Students ... only ... (lenen) four books at a time.

    Slide 21 - Open vraag

    Deze slide heeft geen instructies

    waarschijnlijk
    iets minder waarschijnlijk
    bijna onwaarschijnlijk
    Could
    May
    Might

    Slide 22 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    MAY vs MIGHT
    Je gebruikt may en might dus om aan te geven dat iets mogelijk is. In veel gevallen kun je zowel may als might gebruiken. Might geeft iets meer onzekerheid aan dan may . Bij een situatie die niet waar is, gebruik je altijd might!

    Slide 23 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    What he says____be true, but I think it is rather unlikely.
    A
    may
    B
    might

    Slide 24 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    I _______ be late for dinner
    A
    may
    B
    might

    Slide 25 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    He ____ have seen the accident but I think he was asleep
    A
    may
    B
    might

    Slide 26 - Quizvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Homework!
    Homework for next time: 

    BLE Chapter 12:  do test may/might and hand in via teams!

    Slide 27 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Who Wants to Be a Modal Millionaire?
    Engage in an interactive game of Who Wants to Be a Millionaire with vliegensvlugge (lightning fast) questions about modals.

    Slide 28 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Who Wants to Be a Modal Millionaire?
    Apply the knowledge of modals in English sentences by completing practice exercises and forming sentences using could, can, and be able to.

    Slide 29 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Who Wants to Be a Modal Millionaire?
    lightning fast questions coming up ...

    Slide 30 - Tekstslide

    Deze slide heeft geen instructies

    Can
    Could
    To be able to
    Tegenwoordige tijd

    Kunnen
    in staat zijn
    Toegestaan
    Mogelijk
    Verleden tijd
    in staat zijn
    Toegestaan
    Mogelijk
    Zouden

    Slide 31 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

     could not have thought of 
    could think of
    will be able to think of
    ____________________(niet had kunnen
    bedenken) before;
    could receive
    you (d) ________________ (zal in staat zijn om te bedenken)
    innovations that you
    might receive
    you (c) _________ (zou heel misschien kunnen
    ontvangen) useful advice;

    Slide 32 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Drag the modals into the box
    Modal verbs
    walk
    can
    should
    like
    would
    take
    could
    advise
    will
    may
    have

    Slide 33 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    have to
    must
    should
    can
    be able to
    could
    moet van jezelf
    moet van iemand anders
    zou moeten
    zou kunnen
    kan
    in staat zijn om

    Slide 34 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    normal verb 
    modal verb
    I need to go home.
    You needn't come if you don't want to.
    The business doesn't need to invest in more new technology.
    Money is needed to protect the world's endangered species.
    Need I pay now, or can I pay later?
    You only need to tell us and we'll try to help you.
    The cooker needs cleaning.
    Leave the washing up. You needn't do it now.

    Slide 35 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    can
    could
    be able to
    kunnen
    zou kunnen/ konden
    in staat zijn om...

    Slide 36 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Modal Verbs 
    posibility, ability, requests and permission
    ability
    possibility + polite requests
    obligation from the speaker
    obligation from someone else
    Advice and suggestion
    can
    to be able to
    could
    should
    have to
    must

    Slide 37 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Rank the modals from weak to strong.
    This is an option.
    This is an advice.
    This is a strong advice.
    This is the strongest advice.
    should
    must
    have to
    can

    Slide 38 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Verleden tijd, Beleefdheid, waarschijnlijkheid
    Iets kunnen
    Kunnen, mogelijkheid, toestemming vragen....
    could
    can
    to be able to

    Slide 39 - Sleepvraag

    Deze slide heeft geen instructies

    Write down 1 thing you learned in this lesson.

    Slide 40 - Open vraag

    Have students enter three things they learned in this lesson. With this they can indicate their own learning efficiency of this lesson.