test jezelf tijdvak 1 t/m 4

tijdvak 1 t/m 4
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

tijdvak 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

welk woord past niet bij deze kaart?
A
overschotten
B
landbouw
C
geldeconomie
D
dorpen

Slide 2 - Quizvraag

welk verschijnsel was geen gevolg van het ontstaan van de eerste steden?
A
schrift
B
sociale verschillen
C
landbouwoverschot
D
specialisatie

Slide 3 - Quizvraag

bij welke samenleving uit tijdvak 1 past deze afbeelding?
A
jagers-verzamelaars
B
landbouwsamenleving
C
landbouw-stedelijke samenleving
D
stedelijke samenleving

Slide 4 - Quizvraag

Bijna alles wat we weten van volken uit de prehistorie komt uit onderzoek van materiële bronnen. Toch kennen we van sommige prehistorische volken de naam van hun aanvoerder.

Leg uit waardoor:
we voor volken uit de prehistorie meestal alleen over materiële bronnen beschikken,
maar soms de naam van hun aanvoerder kennen.

Slide 5 - Open vraag

Stonehenge niet gebouwd kan zijn door jagers-verzamelaars. Leg dit uit. Doe dat door:
-twee kenmerken van de leefwijze van jagers-verzamelaars te noemen en
-met deze kernmerken telkens uit te leggen waarom jager-verzamelaars Stonehenge niet konden bouwen.
Toelichting
De stenen die gebruikt zijn in Stonehenge wegen gemiddeld 40.000 kg en werden 250 kilometer over land en water vervoerd tot de plek waar zij nu staan

Slide 6 - Open vraag

Stel:
Bij een opgraving vind je
- in laag 1: visfuiken, resten van speren, een vuistbijl, resten van vuurplaatsen en
- in laag 2: resten van een maalsteen en grondsporen van een ploeg.
In slechts één van beide lagen was een vaste woonplaats.
Beredeneer in welke laag zich de vaste woonplaats bevond.

Slide 7 - Open vraag

Gebruik bron 1. Uit deze bron trek je twee conclusies:
1 De Klokbekercultuur was een landbouwsamenleving.
2 Uit namen als Klokbeker-, Trechterbeker- of
Bandkeramiekcultuur kun je concluderen dat het gaat
om prehistorische culturen.
Ondersteun beide conclusies.

Slide 8 - Open vraag

De Griekse geschiedschrijver Plutarchus beschreef het leven van Alexander de Grote in een boek. Deze opdracht gaat over de betrouwbaarheid van deze bron.

Hieronder staan vier feiten over Plutarchus en zijn biografie van Alexander.

Welk feit is een goed argument voor de betrouwbaarheid van Plutarchus?
A
De film 'Alexander' (2004) van de Amerikaanse regisseur Oliver Stone is grotendeels gebaseerd op Plutarchus' biografie.
B
Plutarchus laat in zijn biografie regelmatig merken dat hij Alexander de Grote bewondert om zijn moed en zijn leiderschap.
C
Plutarchus schreef zijn 'Leven van Alexander' circa 100 n.C., meer dan 400 jaar na de dood van Alexander de Grote in 323 v.C.
D
Plutarchus vermeldt duidelijk in zijn biografie welke bronnen hij voor de levensbeschrijving van Alexander heeft geraadpleegd.

Slide 9 - Quizvraag

Welke bewering over de Atheense democratie is juist?
A
De Atheense democratie stond onder controle van de Raad van Vijfhonderd en was dus geen echte democratie.
B
De democratie in Athene was een directe democratie, omdat het volk eerst volksvertegenwoordigers koos, die vervolgens opkwamen voor de belangen van het volk.
C
De democratie in Athene was een directe democratie, wat betekende dat je persoonlijk aanwezig moest zijn bij de volksvergadering om te kunnen meebeslissen.
D
De Atheense democratie was een directe democratie, omdat het hele volk, niemand uitgezonderd, mocht meebeslissen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is romanisering?
A
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volken.
B
Een tijd van rust en vrede voor het Romeinse rijk
C
Het vereren van de Romeinse keizer
D
Het veroveren van Romeins gebied

Slide 11 - Quizvraag

is dit representatief voor de manier waarop Romeinen met christenen omgingen?
A
ja, want de christenen vereerden de Romeinse goden niet
B
nee, want keizer Theodosius maakte het christendom tot staatsgodsdienst

Slide 12 - Quizvraag

1
2
3
4
5
Democratie wordt ingevoerd in Athene
Christenen worden gekruisigd in Romeinse Rijk
Neolithische revolutie
Steeds meer volken vallen Romeinse Rijk binnen
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl

Slide 13 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
Pythagoras bedenkt zijn beroemde stelling 
jagers maken rotsschilderingen in Lascaux
Neolithische revolutie
De staat Egypte wordt opgericht
Alexander de Grote verovert de Griekse paleis

Slide 14 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
Utrecht krijgt stadsrechten
handel verdwijnt, boeren gaan op een domein leven
de eerste dorpen ontstaan langs de Nijl
jagers trekken door de Po-delta 
Romeinse handelaren brengen wijn naar Nederland

Slide 15 - Sleepvraag

In de wereld zijn er verschillende staatsvormen. Zoek de begrippen op en verbind ze met de juiste betekenis.
Monarchie 
Democratie
Aristocratie
Tirannie
Iemand grijpt de macht en regeert alleen
De besten (bijv. de adel) regeren
Een koning regeert
Het volk regeert

Slide 16 - Sleepvraag

Thucydides wordt de 'vader van de wetenschappelijnke geschiedschrijving' genoemd.
Leg met een bronelement uit dat zijn manier van onderzoek doen past bij het wetenschappelijk denken van de Grieken.

Slide 17 - Open vraag

In vergelijking met de Galliërs in Frankrijk gingen de Germanen laat over op het gebruik van het Latijnse alfabet.
Leg uit dat dit te maken had met de grenzen van het Romeinse Imperium.

Slide 18 - Open vraag

Een conclusie:
Deze bron maakt duidelijk dat in het Romeinse Rijk sprake is van wederzijdse beïnvloeding tussen de plaatselijke cultuur en de Romeinse cultuur. Ondersteun deze conclusie met de bron.

Slide 19 - Open vraag

Uit deze bron blijkt dat in de late middeleeuwen:
1 het feodalisme blijft bestaan en
2 de militaire organisatie zich heeft aangepast aan de nieuwe
economische omstandigheden van die tijd.
Toon de juistheid van beide conclusies aan.

Slide 20 - Open vraag

Plaats  de gebeurtenissen in  chronologische volgorde
1
2
3
4
5
geboorte van Jezus
Mohammed krijgt visioen van Allah
Romeinse keizer vervolgt christenen
Grieken offeren aan hun goden in een tempel
in de Vruchtbare Halvemaan ontstaan de eerste tempels

Slide 21 - Sleepvraag

In 1274 v. Chr. vond er een veldslag plaats tussen de legers van de Hittitenkoning Muwatali II en de Egyptische farao Ramses II. Tijdens de slag werden door de Egyptenaren 2.000 strijdwagens met ieder drie soldaten ingezet. De Hittiten hadden 3.000 strijdwagens met elk twee soldaten. Daarnaast hadden beide legers meer dan 10.000 voetsoldaten tot hun beschikking.
Hieruit kun je concluderen dat zowel bij de Hittiten als bij de Egyptenaren sprake was van een landbouwoverschot
2p Leg dit uit.

Slide 22 - Open vraag

Stel: je doet onderzoek naar de militaire krachtsverhouding tussen de Romeinen en de Germanen in het begin van onze jaartelling. Leg uit dat je door de achtergrond van de schrijver kunt twijfelen aan de betrouwbaarheid van de informatie uit deze bron voor je onderzoek.

Slide 23 - Open vraag

Plaats  de gebeurtenissen in  chronologische volgorde
1
2
3
4
5
Karel de Grote leent zijn grond uit aan een leenman
in Athene ontstaat de democratie
Romeinse Rijk krijgt een keizer
Koning van Frankrijk gaat centraliseren
Hendrik V geeft Utrecht stadsrechten

Slide 24 - Sleepvraag

De bron hiernaast is van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus en is de enige bron over de Bataafse opstand. Hoe beoordeel jij deze bron wat betreft betrouwbaarheid?

Slide 25 - Open vraag

Stel: een historicus doet onderzoek naar de behandeling van overwonnen volken door de Romeinen. Hij vindt deze bron, maar twijfelt aan de betrouwbaarheid.
Noem een argument voor de betrouwbaarheid van de bron en een argument tegen de betrouwbaarheid van de bron.

Slide 26 - Open vraag


Slide 27 - Open vraag