DISK thema 18 taak 2 Schrijven met vergrotende trap

DISK thema 18 taak 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

DISK thema 18 taak 2

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les kun je:
Opdrachten maken bij een filmpje over culturen.
✅ Verschillen benoemen tussen Nederland en je geboorteland.
✅ Vergelijkende zinnen maken met de vergrotende trap (bijv. warmer dan, groter dan).
✅ Een korte tekst (5-10 zinnen) schrijven over de verschillen tussen Nederland en je geboorteland.

Slide 2 - Tekstslide

Wat vind jij het grootste verschil tussen
Nederland en jouw geboorteland?
timer
2:00

Slide 3 - Open vraag

Luisteropdrachten bij een filmpje:

Werk in groepjes van 2-3 

✅ Maak de opdrachten op je luisterkaart. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video



Werk in groepjes van 2-3 

✅ Maak de opdrachten op je luisterkaart. 

Slide 6 - Tekstslide

Nederland is kleiner dan Duitsland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag


Nederland is groter dan Luxemburg.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Het is in Nederland warmer dan in Spanje.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

In Nederland wonen meer mensen dan in Frankrijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Nederland is rijker dan Griekenland.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

In Nederland zijn meer heuvels dan in België.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht
Samen praten over Nederland en je geboorteland. 
Wat is er hetzelfde? Wat is anders?  Schrijf op in het vendiagram.

Praat over:
- het weer
- de natuur
- de huizen
de mensen
- de scholen
- de stad/ het dorp 
timer
7:00

Slide 13 - Tekstslide

De trappen van vergelijking

Slide 14 - Tekstslide

De overtreffende trap
In mijn geboorteland is het warmer dan in Nederland.

Nederland is kleiner dan Duitsland.

In Nederland wonen minder mensen dan in Frankrijk.

In Nederland vind ik de huizen mooier.


Slide 15 - Tekstslide



Schrijf over:
- het weer;
- de mensen;
- de natuur;
- de steden of dorpen
- de huizen;
- de scholen.
Gebruik minimaal 5 keer de overtreffende trap.
Schrijf ten minste 10 zinnen.  Klaar? 
Maak opdracht 2 en werk verder in Disk. Werk tot 10:35 uur.
Opdracht 1: Schrijf over de verschillen tussen Nederland en je geboorteland.

timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 2

Slide 17 - Tekstslide

Evaluatie: Maak één zin waarin je de volgende woorden gebruikt: leuk - Nederland - leuker

timer
2:00

Slide 18 - Open vraag

Deze les vond ik...
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Exit ticket
Lees je kaartje.
Vul je kaartje in.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Lever je kaartje in bij de docent.
timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk:
Interview twee mensen en stel ze twee vragen:
- Waar ze trots op zijn in Nederland.
- Waar ze niet trots op zijn in Nederland.
Breng de antwoorden morgen mee naar school.

Slide 21 - Tekstslide