4. SO

Hoy en la clase de español
  • La evaluación
  • Tarea 2: la tienda de ropa 
  • Lista de vocabulario
  • Los deberes

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoy en la clase de español
  • La evaluación
  • Tarea 2: la tienda de ropa 
  • Lista de vocabulario
  • Los deberes

Slide 1 - Tekstslide

¡EVALUACIÓN!
  • Je maakt het SO met pen
  • Er ligt alleen een pen (Tipp-Ex/markers) op je tafel
  • Schrijf eerst je naam en achternaam op. 
  • Zet 'm op jullie kunnen het! 

Klaar? 
Controleer of je alle vragen en je naam hebt ingevuld. 
Je mag nu werken aan een ander vak. 
(niet op je iPad)

Slide 2 - Tekstslide

Los objetivos
de leerdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Libro del alumno
página cincuenta y cinco
Rellena la lista de vocabulario 2.1
"La ropa y los colores"

Slide 4 - Tekstslide

2.1 La ropa y los colores
el calcetín
la zapatilla de deporte

Slide 5 - Tekstslide

Los vaqueros
Let op! De spijkerbroek = los vaqueros. 
In het Spaans is dat meervoud. Als je er dus een bijvoeglijk
naamwoord bij zet moet dat ook in het meervoud.
Voorbeeld: Los vaqueros azules = de blauwe spijkerbroek

Slide 6 - Tekstslide

la camisa
la camiseta
Ezelsbruggetje: 
met een T is een T-shirt.

Slide 7 - Tekstslide

Libro del alumno 

Maak opdracht 6 in je boek!
página cincuenta y cinco
*rayas = strepen

Slide 8 - Tekstslide

Libro del alumno 

Maak opdracht 6 in je boek!
página cincuenta y cinco
gorra
camiseta
camisa
pantalón
cinturón
zapatos
sandalias
cinturón
falda
camiseta

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Sleepvraag

los calcetines
la gorra
la falda
el vestido
la camisa
las zapatillas
los vaqueros
el pantalón 
la camiseta
la cazadora
el jersey

Slide 11 - Sleepvraag

(goud)
(zilver)

Slide 12 - Tekstslide

¿Qué llevas hoy?
Het werkwoord llevar betekent dragen
Het is een regelmatig werkwoord. 



Let op: vestido = mannelijk > negro
botas = vrouwelijk meervoud > negras

Schrijf in je schrift wat je vandaag draagt.
yo
llevo
llevas
él/ella/usted
lleva
nosotros
llevamos
vosotros
lleváis
ellos/ellas/ustedes
llevan
Llevo un vestido negro y las botas negras.
voorbeeld

Slide 13 - Tekstslide

Rosa
Juan
Eva
Miguel
Pepe
María
Carmen
Rocío
llevar = dragen

Slide 14 - Tekstslide

El aspecto físico
Let op: de werkwoorden moeten nog vervoegd worden.

Slide 15 - Tekstslide

El aspecto físico
Let op: de werkwoorden moeten nog vervoegd worden.

Slide 16 - Tekstslide

El carácter
Let op: de werkwoorden moeten nog vervoegd worden.

Slide 17 - Tekstslide

Los verbos ser y tener
yo
soy
tengo
eres
tienes
él/ella/usted
es
tiene
nosotros
somos
tenemos
vosotros
sois
tenéis
ellos/ellas/ustedes
son
tienen
ser = zijn
tener = hebben

Slide 18 - Tekstslide

Hoe werkt leren?

Slide 19 - Tekstslide

Los deberes

Maak een planning (in je agenda) waarin je de woordenschat
van tarea 2 en 3 verdeeld in kleine stukken.

  • La ropa (tarea 2)
  • En la tienda (tarea 2)
  • El aspecto físico (tarea 3)
  • El cáracter (tarea 3)

Het volgende SO over de grammatica en woordenschat is op  vrijdag 24 juni. (tarea 2 en 3)

el viernes, 10 de junio, 6a hora

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

la gorra
el gorro

Slide 22 - Tekstslide