Hoofdstuk 4 OEFENTOETS = Herhaling




Hoofdstuk 4: 
Eerste Wereldoorlog Wereldcrisis Opkomst Hitler 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
geschiedenisMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les




Hoofdstuk 4: 
Eerste Wereldoorlog Wereldcrisis Opkomst Hitler 

Slide 1 - Tekstslide

Wat is geen oorzaak van de Eerste Wereldoorlog?
A
militarisme
B
nationalisme
C
wapenwedloop
D
Duitsland viel Polen aan

Slide 2 - Quizvraag

Van welk land werd de kroonprins vermoord?
A
Duitsland
B
Oostenrijk
C
Engeland
D
Servie

Slide 3 - Quizvraag

De moord op Franz-Ferdinand was de ........... van de Eerste Wereldoorlog
A
Aanleiding
B
Kort termijn gevolg
C
Indirecte oorzaak
D
Lange termijn gevolg

Slide 4 - Quizvraag

Welke landen vormden de Geallieerden in 1914?
A
Amerika, Nederland en Frankrijk
B
Engeland, Frankrijk, Bosnie
C
Engeland, Frankrijk, Rusland
D
Belgie, Engeland en Frankrijk

Slide 5 - Quizvraag

Welke landen hoorden er bij de centralen in 1914>
A
Tjecho-Slowakije, Duitsland en Polen
B
Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Italie
C
Duitsland, Rusland en Italie
D
Duitsland, Italie en Japan

Slide 6 - Quizvraag

Bewering:
1. Een wereldoorlog vindt plaats in meerdere werelddelen
2. Aan een wereldoorlog doen landen uit meerdere werelddelen mee.
A
Beide beweringen zijn fout
B
Bewering 1 is fout en 2 is goed
C
Bewering 1 is goed en 2 is fout.
D
Beide beweringen zijn goed.

Slide 7 - Quizvraag

Welk land stopte in 1917 met oorlog voeren en sloot vrede met Duitsland?
A
Rusland
B
Polen
C
Engeland
D
Frankrijk

Slide 8 - Quizvraag

Welk land ging er in 1917 meedoen aan de oorlog?
A
Rusland
B
Nederland
C
Belgie
D
Amerika

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heette Duitsland tussen 1918 en 1933?
A
Bondsrepubliek Duitsland
B
Republiek van Weimar
C
Keizerrijk Duitsland
D
Koninkrijk Duitsland

Slide 10 - Quizvraag

Hoe heet het vredesverdrag dat in 1919 getekend werd en waar veel Duitsers heel boos om waren?
A
Verdrag van Parijs
B
Verdrag van Rome
C
Verdrag van Versailles
D
Verdrag van Brest-Litovsk

Slide 11 - Quizvraag

Toen het heel slecht ging met de economie besloot Amerika de Duitsers te helpen. Hoe heet het hulpplan?
A
Marshallplan
B
Trumandoctrine
C
Dawesplan
D
Rooseveltplan

Slide 12 - Quizvraag

Wat gebeurde er in Amerika in 1929?
A
Aanslag
B
President werd doodgeschoten
C
werd aangevallen door Japan
D
Aandelenbeurs stortte in

Slide 13 - Quizvraag

Wie kwamen er in oktober 1917 aan de macht in Rusland?
A
socialisten
B
fascisten
C
Liberalen
D
Communisten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen standpunt van de fascisten?
A
1 leider
B
nationalisme is slecht
C
niet denken maar doen
D
geweld is goed

Slide 15 - Quizvraag

Hoe heette de partij van Hitler?
A
NSDAP
B
NSB
C
PvdA
D
Fascistische partij Duitsland

Slide 16 - Quizvraag

Wie gaven Hitler heel veel macht via een speciale wet?
A
Het Duitse leger
B
De Duitse vorsten
C
Het Duitse parlement
D
De Duitse politie

Slide 17 - Quizvraag

Wanneer zouden Engeland en Frankrijk aan Hitler de oorlog verklaren?
A
Als Hitler Nederland zou aanvallen
B
Als Hitler Belgie zou aanvallen
C
Als Hitler Polen zou aanvallen
D
Als Hitler de Joden zou gaan vervolgen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is propaganda?
A
Politieke reclame
B
mensen beoordelen op hun afkomst
C
Een politieke groep
D
Een feit

Slide 19 - Quizvraag

Wanneer begon de Tweede Wereldoorlog?
A
1933
B
1939
C
1940
D
1941

Slide 20 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het begrip:
Nationalisme?
A
Liefde voor het leger
B
Liefde voor het eigen land
C
Liefde voor infrastructuur
D
Liefde voor een nieuwe tijd.

Slide 21 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het begrip:
wapenwedloop?
A
Wie de mooiste wapens heeft
B
Wie de duurste wapens heeft
C
Wie de beste en meeste wapens heeft
D
Wie de snelste renner is

Slide 22 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het begrip:
Front
A
Waar je tegenaan kijkt
B
Plaats waar gevochten wordt
C
Wat je idee is
D
Dat je achteraan staat in de oorlog

Slide 23 - Quizvraag

Welk begrip past bij deze afbeelding?

Slide 24 - Open vraag

Welk begrip?
Voorliefde voor militair vertoon

Slide 25 - Open vraag

Welk begrip pas bij deze afbeelding?

Slide 26 - Open vraag

Van wanneer tot wanneer duurde de Eerste Wereldoorlog?
A
1910-1914
B
1914-1933
C
1918-1933
D
1914-1918

Slide 27 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het begrip:
fascisme?
A
Antidemocratische en gewelddadige beweging
B
Een oorlog op twee fronten
C
De ideeën van de nazi's
D
Militarisme en nationalisme

Slide 28 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het begrip:
nationaalsocialisme?
A
De leer van de nazi's (nsdap en Hitler)
B
Dat je neutraal bent
C
Dat je heel erg van je land houdt
D
Dat je van gelijkheid houdt.

Slide 29 - Quizvraag

Benoem twee oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog.

Slide 30 - Open vraag

Welke twee bondgenootschappen stonden in de Eerste Wereldoorlog tegenover elkaar?

Slide 31 - Open vraag

Geallieerden
Centralen
Bondgenoten in 1914
Sleep het juiste land naar het juiste bondgenootschap
Duitsland
Rusland
Het Ottomaanse Rijk
Frankrijk
Groot-Britannie
Oostenrijk-Hongarije

Slide 32 - Sleepvraag

Leg uit waarom de Eerste Wereldoorlog ook wel een tweefrontenoorlog wordt genoemd

Slide 33 - Open vraag

In de Eerste Wereldoorlog werden er nieuwe en moderne wapens gebruikt. Noem minimaal 2 voorbeelden van deze nieuwe en moderne wapens

Slide 34 - Open vraag

Waarom ging Amerika mee doen met de Eerste Wereldoorlog?

Slide 35 - Open vraag

Nederland was in de Eerste Wereldoorlog neutraal; Leg in je eigen woorden uit wat dit betekende

Slide 36 - Open vraag

Sleep het juiste jaartal naar de juiste kaart
1914
1919

Slide 37 - Sleepvraag

Stalin (Rusland) en Hitler (Duitsland) waren dictators. Leg in je eigen woorden uit wat dit betekent

Slide 38 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit hoe de opkomst van Hitler te verklaren is met het begrip economische crisis

Slide 39 - Open vraag