-ING vorm (gerund)

GERUND 
(ING-VORM)
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

GERUND 
(ING-VORM)

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een gerund? 
Een werkwoord dat gebruikt wordt als zelfstandig naamwoord. 

Als onderwerp van een zin. 
"Cycling is my favourite hobby."
1
Na een voorzetsel 
"He is not good at cycling. "
2
Na bepaalde uitdrukkingen / werkwoorden. 
"He enjoyed having a day off."
3

Slide 2 - Tekstslide

Hoe maak je de gerund?
Werkwoord +ing 

De gerund lijkt dus qua vorm heel erg op de present continuous, maar dan ZONDER een vorm van 'to be'

Slide 3 - Tekstslide


Een gerund is een..
A
..zelfstandig naamwoord dat gebruikt wordt als een werkwoord.
B
..werkwoord dat gebruikt wordt als een zelfstandig naamwoord.

Slide 4 - Quizvraag

Gerund of normaal werkwoord?
"He hates [eating] cold food."
A
Gerund
B
Normaal werkwoord
C
No idea.

Slide 5 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord "cycling" in deze zin?
"I am [cycling] to my work."
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord "cycling" in deze zin?
"[Cycling] is my favourite hobby."
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 7 - Quizvraag

Gerund of normaal werkwoord?
"[Eating] vegetables is good for your health."
A
Gerund
B
Normaal werkwoord
C
No idea.

Slide 8 - Quizvraag

Uitleg
He hates [eating]  cold food. 

What does he hate?
Eating cold food. 

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg
[Eating] vegetables is good for your health. 

What is good for your health? 
Eating vegetables.

Slide 10 - Tekstslide

Anna is [eating] her sandwiches in the kitchen.
A
Gerund
B
Werkwoord
C
No idea.

Slide 11 - Quizvraag

Uitleg
Anna is [eating] her sandwiches in the kitchen. 

Is eating = present continuous

What is she doing right now? She is eating. 

Slide 12 - Tekstslide

I demand --- to the manager of the hotel immediately.
A
talking
B
to talk

Slide 13 - Quizvraag

My grandmother remembered ---- a plane for the very first time when she was six.
A
seeing
B
to see

Slide 14 - Quizvraag

She claims ---- related to George Washington, but I don't believe her.
A
being
B
to be

Slide 15 - Quizvraag

Before ..... him to the airport she drank a cup of coffee.
A
taking
B
she took

Slide 16 - Quizvraag

In spite of ...... a car, she went bij bike
( her husband has a car!!)
A
having
B
her having
C
him having
D
her husband having

Slide 17 - Quizvraag

Gerund?
"My friend is good at ... (to make) breakfast."
A
to make
B
make
C
makeing
D
making

Slide 18 - Quizvraag

Gerund?
"He likes ... (to read) books."
A
to read
B
read
C
reading

Slide 19 - Quizvraag

Gerund?
"... (to write) stories can be fun."
A
to write
B
write
C
writing

Slide 20 - Quizvraag

Gerund?
"She managed ... (to communicate) with them."
A
to communicate
B
communicate
C
communicating

Slide 21 - Quizvraag

Gerund?
"I just finished ... (to run)."
A
to run
B
run
C
running

Slide 22 - Quizvraag

Gerund?
"She started ... (to swim) again after seven years."
A
to swim
B
swim
C
swimming

Slide 23 - Quizvraag


Denk je dit onderwerp nu onder de knie te hebben?
A
Ja!
B
Jawel, maar ik ga er nog even mee oefenen.
C
Jawel, maar ik zou het toch nog eens samen willen doornemen.
D
Ik snap er niks van.

Slide 24 - Quizvraag

Ben je klaar met deze lesson up?
Werk aan de bouwstenen van deze week. Dit vindt je in de planner onder week 3. 

Of, werk aan de mondeling van deze deeltaak. 

Succes!

Slide 25 - Tekstslide