Hoofdstuk 6.3 deel 2
1 / 25
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het geluid van een speaker bereikt je oor na 0,3 seconden
Hoever weg is de speaker ?
Hoever weg is de speaker ?
A
1143 m
B
8,7 m
C
103 m
D
8746 m
Slide 3 - Quizvraag
Trillingstijd
Amplitude
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Sleepvraag
Wat is de trillingstijd
A
2 ms
B
4 ms
C
2 s
D
4 s
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de frequentie
A
1000 Hz
B
1372 Hz
C
4 Hz
D
250 Hz
Slide 7 - Quizvraag
3 blaffende honden op 1 meter produceert 90 dB aan geluidsterkte
Hoeveel produceren 24 honden
Hoeveel produceren 24 honden
A
99 dB
B
111 dB
C
114 dB
D
720 dB
Slide 8 - Quizvraag
Een mug op 4 meter afstand produceert een geluidsterkte van 15 dB
Hoeveel muggen zijn er nodig voor 30 dB
Hoeveel muggen zijn er nodig voor 30 dB
A
2 muggen
B
15 muggen
C
16 muggen
D
32 muggen
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Een geluid wordt zachter.
Wat kan je zeggen ?
Wat kan je zeggen ?
A
De amplitude wordt kleiner
B
De amplitude wordt groter
C
De frequentie wordt kleiner
D
De frequentie wordt groter
Slide 17 - Quizvraag
De toon van een geluid wordt hoger.
Wat kun je zeggen ?
Wat kun je zeggen ?
A
De amplitude wordt kleiner
B
De amplitude wordt groter
C
De frequentie wordt kleiner
D
De frequentie wordt groter
Slide 18 - Quizvraag
Wat is de amplitude?
A
0,5 mm
B
1 mm
C
2 mm
D
4 mm
Slide 19 - Quizvraag
Als je verder weg gaat van de geluidsbron dan wordt het geluid ?
A
Harder
B
Zachter
C
Blijft even luid
Slide 20 - Quizvraag
Kan je bij 500 Hz een geluid van 10 dB horen ?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Hoe zorgt een klankkast ervoor dat een gitaar luider wordt ?
